Ik ben de goede Herder
"Ik ben de goede Herder; de goede herder stelt zijn leven voor de schapen."
Johannes 10:11
Een van de rijkste namen die de Heere Jezus Zichzelf geeft is: Ik ben de goede Herder. Wat is het een wonder, dat de Heere Jezus Zich met die Naam noemt. Zoals Zijn Naam luidt, zo is Hij. Hij is de eeuwig levende Herder van de nimmer stervende kudde. Want Hij stelt Zijn leven voor de schapen. Dit is wel het meest sprekende bewijs dat Hij de Goede Herder is. Hierin munt Hij boven alle herders uit. Jakob heeft de hitte van de dag en de koude van de nacht ervoor moeten lijden, zodat de slaap van zijn ogen week. David begaf zich in groot levensgevaar, toen hij de strijd aanbond tegen de leeuw en de beer. ‘Ik vatte de leeuw bij zijn baard en sloeg hem en doodde hem’, zegt hij tegen koning Saul. Maar wat is dat vergeleken bij wat Christus deed? Hij gaf Zijn leven voor Zijn schapen.
Waarom moest Hij Zijn leven geven? Omdat die schapen de dood moesten sterven. Het vonnis was over hen uitgesproken: ‘Gij zult de dood sterven.’ Zij zijn onder het oordeel van de drievoudige dood gekomen door hun ongehoorzaamheid en kunnen zichzelf er niet van verlossen. Het is nodig de ernst ervan te beseffen en het oordeel te leren billijken. Hiertoe is de Heilige Geest werkzaam als de Geest der ontdekking. Maar nu was de Zoon van God bereid dit vonnis te ondergaan en deze straf te dragen. Daartoe kwam Hij in deze wereld. Hij loste Zijn belofte in, reeds in de eeuwigheid toegezegd. Hij nam alles op Zich wat dat doodsoordeel met zich meebracht.
Het zwaard van Gods gerechtigheid ontwaakte tegen deze Herder, opdat de schapen vrijuit zouden gaan. Daar heeft Jesaja al van geprofeteerd: ‘Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg, doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.’ Daarom moest Hij sterven. Het recht van God vorderde Hem op toen het betaaldag werd. Want zonder bloedstorting is er geen vergeving. Het bloed van stieren en bokken kon geen betaalmiddel zijn. Ook van de zijde van ons mensen is er geen voldoening mogelijk. Alles is met zonde bevlekt. Niemand kan Gods toorn dragen en wegdragen. Alleen heilig en onschuldig leven kon ter voldoening gegeven worden. Er kan immers voor de zonde niet anders betaald worden dan door de dood van de Zoon van God. Daarvoor legde Hij Zijn leven af: ‘Niemand neemt hetzelve van Mij, maar Ik leg het van Mijzelven af; Ik heb macht hetzelve af te leggen en heb macht hetzelve wederom te nemen. Dit gebod heb ik van Mijn Vader ontvangen.’ Het leven stond ter Zijner beschikking.
Dat kan van ons mensen niet gezegd worden. Wij zijn rentmeester over ons leven. Niemand is de absolute eigenaar van zijn of haar leven. We hebben geen zelfbeschikkingsrecht. Wij moeten sterven, maar Christus wilde sterven om zo de dood te overwinnen. Dat kon langs geen andere weg bereikt worden. Dat kon Hij niet met een machtswoord doen. Want Hij moest de oorzaak van het doodsoordeel wegdragen. Dan alleen kan de heilige God op grond van recht vrijspreken van de dood en een recht geven op het eeuwige leven. In de weg van de oefeningen van het geloof wordt deze troost gekend, waarbij Gods Kerk haar strafwaardigheid leert aanvaarden, maar ook het wonder van Gods ontfermen mag ondervinden.
Satan kon Hem Zijn leven niet ontnemen. Christus kon zeggen: ‘De overste der wereld komt en heeft aan Mij niets.’ Hij heeft geen zeggenschap over Christus. Hij wordt wel genoemd: ‘die het geweld des doods heeft’, maar heeft geen zeggenschap over Christus en Zijn leven.
Zelfs de Vader nam het leven niet van Hem. Hij lag van Zichzelf niet onder het oordeel van God. Daarom was Zijn dood een vrijwillig sterven. Het was een persoonlijke daad. Wie op aarde kon dit van Hem afeisen? Niemand in de hemel zou dit doen. Vrijwillig stelde Hij Zich onder het doodsoordeel. Daarvan zegt ook Paulus: ‘Gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelf voor ons heeft overgegeven.’ Daarin juist bestaat de goedheid en de voortreffelijkheid van de Goede Herder. Daar zal Gods Kerk Hem eeuwig voor bewonderen, als zij Hem zien zoals Hij is. Dan zullen zij Hem zien als het Lam staande als geslacht. Dat zal de diepste en de hoogste tonen geven aan het nieuwe gezang: ‘Want Gij zijt geslacht en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed uit alle geslacht en taal en volk en natie. En Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesteren en wij zullen als koningen heersen op de aarde.’ Dat maakt Hem zo beminnelijk.
Wat moet dit alles ons dringen door genade Hem tot Koning over ons leven uit te roepen, zich aan Zijn heerschappij te onderwerpen. Het zal vreselijk zijn als ons eenmaal zal tegenklinken: ‘Breng ze hier en slaat ze voor Mijn voeten dood die niet gewild hebben dat Ik Koning over hen zijn zou.’
Vandaag zegt Hij tot ieder van ons: ‘Neemt Mijn juk op u en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.’
Ds. H. Paul