banner_kerk3.jpg
joomla responsive menu free

Gekomen en niet aangenomen

"Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen."
Johannes 1:11

De Zoon van God is naar deze wereld gekomen. Wat een genade! Eindelijk was het zover. De belangrijkste gebeurtenis in de wereldgeschiedenis: Het Woord is vlees geworden. Christus kwam om verloren zondaars zalig te maken. Hij legde Zijn heerlijkheid af en kroop in onze huid. God werd mens. Hij kwam om te lijden en te sterven voor de zonde der wereld. Maar toen de langverwachte Messias als een geschenk van Gods eeuwige liefde op aarde kwam, namen de mensen Hem niet aan. Wat een belediging voor God! Toen God alles gaf wat Hij had, had de hoogmoedige mens Hem niet nodig. Hoe is het mogelijk? Inderdaad, maar wat is onze reactie? Christus kwam tot het Zijne: Zijn eigen huis, Zijn volk, Israël. Letterlijk staat er: Hij kwam tot 'hetgeen Zijn eigen was'. Dat slaat op Zijn wettig eigendom, Israël, Zijn volk. Uit alle volken van de aarde had God Israël tot Zijn volk aangenomen. Op een heel bijzondere
wijze had Hij Zich aan hen geopenbaard. Speciaal aan de kinderen van Abraham. Dubbelhard hadden ze Hem nodig, want ze zaten gevangen in de greep van de duisternis. Wat een wonder dat Hij gekomen is, in verlossende liefde en innerlijke ontferming. Wat zullen de Zijnen Hem na zoveel eeuwen van belofte en verlangen met open armen ontvangen. Wat zullen ze Hem met vreugde begroeten, liefhebben en dienen. Helaas, de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Ze hebben Hem verworpen, afgewezen en uitgewezen. In Bethlehem was geen plaats, in Nazareth wilden ze Hem doden, in Gadara moest Hij vertrekken, in Galilea werd Hij verworpen, in Judea zochten ze Zijn dood en in Jeruzalem werd Hij de stad uitgeworpen. Afgewezen en uitgewezen kwam Hij als een ongewenste vreemdeling, ja als een misdadiger te hangen tussen hemel en aarde aan het kruis. Ze hebben Hem niet aangenomen. De Heere Jezus zegt het Zelf, nadat Hij Zich heeft aangeboden als het 'Brood des levens': Gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben. Niet aangenomen, verworpen! Wat een bitter antwoord op Zijn gevende liefde. Hoe wordt hier het ongeloof aan de kaak gesteld. Wat zit daar achter? Wat is het wezen van de vijandschap van de Joden? Een verkeerd godsbeeld. Een verkeerde theologische visie. Een Messias als Jezus wilden ze niet. Hij voldeed niet aan hun verwachtingen. Ze wilden een koning op Davids troon, een held en verlosser van het juk van de Romeinen. Ze wilden niet het Lam, Dat kwam in de diepste vernedering om de zonde te verzoenen. Dat was tegen hun vlees. Dan moet er een streep door je eigen kracht. Dan moet je erkennen dat je zelf slecht bent en des doods schuldig. En dat stuit toch bij ieder natuurlijk mens tegen de borst. Jezus kwam als de Eigenaar van het Zijne. Net als de Joden verwerpen wij die claim, die Hij op ons heeft uit kracht van het genadeverbond. De Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Daarmee wordt Israël in staat van beschuldiging gesteld. Wat een verzet, nota bene tegen het grootste en kostbaarste geschenk van God. Hij biedt Zichzelf aan met al de schatten van Zijn genade. Maar de godsdienstige mens zegt: We hebben U niet nodig. We hebben zo onze eigen ideeën over zalig worden. Eerst moet dit nog gebeuren in mijn leven en dat. Maar een volkomen Zaligmaker onvoorwaardelijk aannemen, dat kan niet waar zijn. En ... we verwerpen Hem. Wat een opstand tegen God. Wat een verharding. Door al dat afwijzen van Christus krijgen we steeds meer eelt op onze ziel. We willen niet zalig worden zoals God het wil. En daarom hebben we Hem niet nodig. We willen ons vrome leven niet verliezen. We willen onze vrome godsdienst niet prijsgeven. We willen onze eigen inbreng niet achterwege laten. We willen niet naakt aan de dijk gezet worden door het geloof in een Zaligmaker Die alles doet en vijanden met God verzoent. Daar hebt u de Joden, daar hebt u de mens van nature. Wat doen wij met het Evangelie van deze Zaligmaker, Die niet gekomen is om de wereld te veroordelen, maar te behouden (Johannes 3:17)? Hij heeft recht op ons leven. We zijn verzegeld met het merkteken van Zijn verbond: het merk- en veldteken van Koning Jezus (NGB artikel 34). Wijzen we Hem altijd nog af? Zolang we dat blijven doen, blijft ook de toorn van God op ons rusten (Johannes 3:36). Stroken onze godsdienstige ideeën wel met het Bijbelse beeld van deze Verlosser? De Bijbel roept ons op om te geloven in Hem, zodat we van onze zonden verlost worden en Hij alles te zeggen krijgt in ons leven. Staat Jezus nog buiten de deur of woont Hij in ons hart? Hoe dichter we bij Christus' openbaring in Zijn Woord leven, des te erger is de verwerping van Hem. En des te rechtvaardiger is het oordeel dat over ons komt, als we in die zonde van ongeloof volharden. Verhardt u niet, maar laat u leiden.  Is Christus dan voor niets gekomen? Gelukkig niet. In het vervolg lezen we dat er mensen zijn, die Hem wel aannemen en in Zijn Naam
geloven. Zij krijgen het recht om een kind van God te zijn. Het zijn er velen. Hoe kan dat? Waren zij beter dan de anderen? Hadden zij meer kwaliteiten? Waren zij niet onmachtig en onwillig? Lagen zij van nature niet in de geestelijke dood? Nee, het geheim is dat God daar Zelf voor zorgt. Johannes onderstreept nog eens het absolute genadekarakter van het heil. De verkondiging van het Evangelie is levenwekkend. Het geloof is uit het gehoor van het Woord (Romeinen 10:17). Door de onweerstaanbare kracht van Zijn genade wekt Hij zondaars op uit de geestelijke dood. Hij maakt plaats voor het offer van Christus in het leven van hen, die God niet zochten. Hij verwondt en Zijn handen helen. Hij ontdekt ze aan hun verloren staat en hun hemelhoge schuld, maar Hij openbaart ook de rijkdom van Christus’ verdiensten. Dan ga je zien op Zijn almacht en gewilligheid. God zorgt er Zelf voor dat Christus wordt aangenomen door het geloof; Hij zorgt voor mensen, die in Zijn Naam geloven (vers 12). En in vers 13 onderstreept Johannes dat het niet in de macht van de mens ligt om zichzelf op te werken tot een kind van God. De oorsprong van het geloof, het aannemen van Christus en het kindschap van God ligt in God. Ze worden uit God geboren. Laten we die volgorde maar vasthouden: Jezus aannemen, in Zijn Naam geloven en dan zien waar het vandaan komt: uit God geboren. Dat hebben we nodig: een persoonlijke relatie met Christus. Dan leven we uit Hem en voor Hem. Dat is tot eer van God en we zullen er zelf wel bij varen. Geprezen zij deze eeuwige Koning, Die zonder onderdanen niet zijn kan (NGB artikel 22).

Ds. C.G. Vreugdenhil