Uit genade zalig
"Want uit genade zijt gij zalig geworden ..."
Efeze 2:8a
Genade alleen. Sola gratia is een van de drie bekende uitdrukkingen die bij de reformatie horen. Dat leert ons Gods Woord. De apostel schrijft het in zijn brief aan de gemeente van Efeze: ‘Want uit genade zijt gij zalig geworden ...’
Genade: dat wil zeggen dat de Heere Zich over een arme zondaar ontfermt, zonder enige verdienste van de mens. Genade is vrije gunst die eeuwig Hem bewoog. Ja, daar begint genade, in de eeuwigheid. Daar ligt de bron. God vraagt en zoekt naar verloren mensen. Dat is welbehagen. Genade. Niets uit mij, alles uit Hem.
Lezers, daarom kunt u nog zalig worden. Vanuit uzelf nooit meer. Maar bij God vandaan in Zijn Zoon. In Hem ligt de ruimte van zalig worden. Daar ligt ook de vastheid en de troost van de zaligheid.
Uit genade zalig. Dat wordt een wonder voor mij als ik in mezelf niets overhoud dan zonde en schuld. Ik heb verdiend dat de Heere nooit meer naar me omziet. Wat gaat Zijn genade dan schitteren. Genade op grond van recht en gerechtigheid van Sions betalende Borg. Zaligworden uit genade kan nooit buiten de Zaligmaker om. God is genadig, barmhartig en groot van goedertierenheid om Jezus wil. Op Golgotha geeft Hij Zijn Zoon. Aan het vloekhout van de schande geeft de Heere Jezus Zijn leven. Daar hangt Hij, plaatsbekledend, uit onbevattelijke, eeuwige liefde tot Zijn Vader en verloren zondaren. Hun schuld is Zijn schuld. Hij draagt hun straf. Zij ontvangen de vrede. Hij hun striemen, zij genezing. Hij de vloek, opdat Hij hen met Zijn zegeningen vervullen zal. Hij hun zonden, zij Zijn gerechtigheid. Zalige ruil, zegt Luther. Hij, de lieve Borg, in plaats van schuldige zondaren. Dat moest. Het kon niet anders. God kan immers van Zijn recht geen afstand doen. Hij wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede. Maar nu is Zijn recht verheerlijkt in de dood van Zijn Zoon. Daar op Golgotha ‘wordt gena van waarheid blij ontmoet en de vrede met een kus van het recht gegroet’ (Psalm 85).
Onuitsprekelijk groot als Gods Geest me daar iets van laat zien. De Zaligmaker de plaats die ik verdien. Wonder van Goddelijke barmhartigheid. Hij wil in mijn plaats staan om mij van het rechtvaardig oordeel te verlossen. Om Hem ontvang ik genade, niet ten koste van Gods recht maar in de verheerlijking van Gods recht. Genade op rechtsgronden. Want uit genade zijt gij zalig geworden ... Dat is het hart van de Reformatie. Dat is de kern van de prediking. Daar klopt het hart van het geestelijk leven.
Hebt u die genade al nodig? Heeft genade al waarde voor u gekregen? Dat krijgt het, als ik mezelf schuldig en verloren leer kennen voor God. Als dan in de duisternis van mijn bestaan Gods genade oplicht, dan mag ik het geloofsoog slaan op Hem, het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. Als het geloof op Hem ziet, dan is het ook voor mij. Dan is er een geloofseigening. Dan kan ik nog zalig worden, vast en zeker. In het geloof, in de geloofsoefening ligt vastheid en zekerheid. Niet op kosten van mijzelf. Maar op kosten van een Ander. De grote Ander, de Heere Jezus Christus. Wat wordt Hij dan dierbaar. Zijn bloedende handen, voeten en zijde zijn dan fonteinen van genade voor mij. Hoe verder de Heere me leidt, des te armer ik word. Maar des te groter wordt het wonder van vrije genade en de verdiensten van de Zaligmaker.
Genade alleen. Dat zal de grote inhoud van het gezang zijn voor de troon van het Lam. Zult u daar bij zijn? Dat is de grote vraag. Buiten deze genade in Christus is er geen leven. Dan kunt u niet voor God verschijnen. Dan ligt u verloren. Dan gaat u verloren. Nu wordt genade u nog gepredikt. Een volheid van genade, een volkomen Zaligmaker, een rijke Christus voor arme mensen. Ja, dat blijven Gods kinderen, arm en ellendig, bedelaars in zichzelf. Maar schatrijk in het offer van de Heere Jezus Christus. Vol van Zijn genade, liefde en gunst. We lezen van de bedelaar dat hij stierf ... en gedragen werd in de schoot van Abraham. Uit genade. Om eeuwig genade te bewonderen. ‘Mijn God, U zal ik eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan’ (Psalm 52:7).
Ds. D.W. Tuinier