Solus Christus
"Want er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus; Die Zichzelven gegeven heeft tot een rantsoen voor allen, zijnde de getuigenis te zijner tijd."
1 Timotheüs 2:5,6
Het is zaterdag 31 oktober 1517. Er loopt een man op straat, met een hamer, spijkers en een vel papier. Het is de monnik Maarten Luther. Hij is 33 jaar. Hij is op weg naar de slotkapel te Wittenberg. Bewust kiest hij deze datum. Morgen, 1 november, is het Allerheiligen.
We kennen het verhaal van de 95 stellingen, het begin van de Reformatie, nu 500 jaar geleden. Eigenlijk was het al eerder begonnen. De reformatie is in het hart van Maarten Luther begonnen. Christus is de Koning van Zijn hart geworden. Nu dringt hem de liefde van Christus. Want het gaat over de grote vraag: wie heeft het gezag in de kerk? Luther heeft het antwoord geleerd: alleen Christus!
En als Christus alleen gezag heeft in de kerk, dan volgt daaruit dat alleen Zijn Woord gezag heeft. Maar dan is ook alleen door genade de redding te verkrijgen. Genade die ontvangen wordt in geloof en niet door een innerlijke houding of goede werken. Solus Christus is bepalend voor het Sola Scriptura, Sola Fide en Sola Gratia.
Eén Middelaar
Paulus schrijft hier aan Timotheüs over het gebed. Het is een pastorale brief met apostolische, vaderlijke adviezen. Het gaat vooral over het gebed in de kerkdienst. Het kerkgebouw waarin de gemeente samenkomt is ook een bidvertrek. De kerk is een bedehuis! Dat moeten we blijven bedenken als we onze plaats innemen onder het Woord in Gods huis. In het gebed draagt de kerk de wereld mee: bidden voor alle mensen met ‘smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen’ (vers 1). Zo op audiëntie gaan aan het hemelhof om met en voor elkaar Gods aangezicht te zoeken en Zijn zegen af te smeken. Door de Geest en met de Geest mee zuchten ‘voor koningen en allen die in hoogheid zijn’ (vers 2).
Want God wil het zo! (vers 3). Het is veelbetekenend dat Paulus juist in dit verband op Jezus wijst: ‘onze Zaligmaker’ (vers 3). In Hem alleen is er verwachting voor wereld, overheid en onderdaan.
‘Welke wil dat alle mensen zalig worden’ (vers 4). De deur van genade staat bij God open voor alle mensen, dat is voor Joden en heidenen,
overheden en onderdanen, jongeren en ouderen. Gods genade sluit niemand buiten. Er staat nog iets belangrijkst bij.
Namelijk dat de mensen tot kennis van de waarheid moeten komen (vers 4). Dat is het kennen van de waarheid over God, over zichzelf en over de Zaligmaker. ‘Want er is één God’ (vers 5) en ‘één Middelaar…Die Zichzelf gegeven heeft’ (vers 5,6). Hij heeft de losprijs betaald. Hij moest Zijn leven geven tot een rantsoen, dat is de prijs die betaald wordt voor een verbeurd leven, voor het vrijkopen van een slaaf. Er kon niet anders voor de zonde worden betaald dan door de dood van de Zoon van God. Op de dure prijs van Christus bloed wordt de genadedeur geopend. Aan het kruis van Golgotha gaf Hij Zichzelf tot een rantsoen. Zo betaalde Hij de eisen van Gods recht. De enige grond voor het gebed tot de enige en waarachtige God ligt in de grote Voorbidder, Jezus Christus. Zo spoort Paulus de gemeente aan tot gebed, voorbede, dankzegging voor alle mensen door de enige Middelaar Gods en der mensen, de mens Christus Jezus.
Christus alleen
Hij is de enige Middelaar Gods en der mensen: één God, één Middelaar! Dit is de centrale pilaar waarmee de reformatie de drie sola’s onderbouwt. Wij geloven in geloof alleen, niet omdat het geloof zelf de uitverkorenen redt. De ware gelovige heeft geen geloof in zijn geloof, maar door genade gelooft de gelovige in Christus alleen. Het ware geloof richt zich op Christus. In Christus is het leven; buiten Christus is de dood. Zonder Hem kunnen wij niets doen. Buiten Christus kan God niet anders voor ons zijn dan een verterend vuur en eeuwige gloed bij Wie niemand wonen kan; in Christus, is Hij een barmhartig Vader. Alleen door de actieve en passieve gehoorzaamheid van Christus is er de volkomen genoegdoening aan de eisen van Gods gerechtigheid. We moeten het ‘solus Christus’ goed zien. Het spreekt van de noodzaak van de Middelaar. Hij moet tussen God en mensen komen als de enige Middelaar. Het gehele plan van de zaligheid is alleen mogelijk in Jezus Christus. Waarom? Omdat er twee dingen zijn, die hoe hard u of jij ook probeert, door ons nooit gedaan kunnen worden. Dat is voldoen aan de gerechtigheid van God door het gehoorzamen van de wet. Wij zijn allemaal wetsovertreders. Wij zijn niet gebleven in het boek van de wet om die dingen te doen. Kennen wij het grote tekort van ons leven? De schuld en smart van niet beantwoorden aan Gods eis en eer? Er moet een Ander zijn die de wet beantwoordt in onze plaats. Die een perfecte, volkomen gehoorzaamheid geeft aan God in gedachten, woorden, werken. En dat is nu precies wat Christus heeft gedaan al de 33 jaar die Hij in wereld was. Actief, met hoofd en hart, met al Zijn daden gaf Hij gehoorzaamheid aan God. Hierin is Christus de enige. Hij kan voor God staan en zeggen: ‘Ik heb U verheerlijkt op de aarde.’ Het tweede wat wij nooit kunnen doen en toch gedaan moet worden is de prijs van de drievoudige dood betalen. De gevolgen van de zonde zijn bitter en diep. De bezoldiging van de zonde is de dood: de lichamelijke, geestelijke en eeuwige dood. Deze drievoudige dood perste zich samen in het bitter lijden en sterven van Christus op Golgotha. Aan het kruis gaf Hij Zich over aan vloek en dood. ‘Ik voor u, anders had u de eeuwige dood moeten sterven.’ In volkomen overgave betaalde Hij voor de zonde. Er is dan ook geen andere weg om in de nabijheid van God te komen, om God te zien en te leven, dan alleen door Christus.
En wij?
Leven wij ‘solus Christus’? Betekent Christus alles voor u, jou? Hebben we Hem lief in Zijn staten, verdiensten,ambten, naturen? Is er plaats voor Hem in ons hart als Profeet, om ons te onderwijzen. Als Priester om tussen te treden bij de Vader, de schuld te verzoenen, te zegenen? Als Koning om ons gehele leven te regeren en te leiden? Hebt u geleerd dat Christus alles is voor een zondaar die niets is? Luther heeft gezegd: eerst was ik alles, Hij niets; toen werd ik minder, Hij veel; nu ben ik niets, Hij alles! Alles in de rechtvaardigmaking, heiligmaking; in Hem is volkomen verlossing. In Hem lokt het leven, de vrijheid … waarvan acte! Getuigenis! Het is waar en betrouwbaar. Met bloed bezegeld. Daarom juicht Gods Kerk: ‘niets uit ons maar alles uit Hem, zo reizen wij naar Jeruzalem.’
Ds. W. Harinck