banner_kerk3.jpg
joomla responsive menu free

Hemelvaart

"Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd."
Psalm 68:19a

Hemelvaart is het kroningsfeest van Koning Jezus. Hij voer ten hemel op vol eer. Het lijkt alsof David erbij geweest is als hij in Psalm 68 uitroept: ‘Gij zijt opgevaren in de hoogte.’ In de eerste betekenis wijzen deze woorden op de opvoering van de ark van het verbond, die de priesters op haar standplaats in Sion hebben teruggebracht. Nu de ark terug is op de plaats waar zij behoort te zijn, jubelt David het uit: ‘Gij zijt opgevaren in de hoogte.’ De Heere was met Zijn gunstrijke tegenwoordigheid weer in het midden van Zijn volk.
Zonder de ark in het midden was het volk als de andere volken: van God verlaten, de eer was weg. Dat bepaalt ons bij de mens, wiens eer gevankelijk is weggevoerd in het paradijs. De mens, die zo'n hoge plaats van God had gekregen, is nameloos diep gevallen. Hij heeft zijn eer verloren. In plaats van als het pronkjuweel van de schepping zijn Schepper te loven en te prijzen is hij de duivel en de wereld toegevallen. Wie zal die eer terugbrengen? Dat kan alleen Hij, Die alle macht heeft in de hemel en op de aarde. De ark als teken van de overwinning op de vijanden wijst heen naar Hem Die opgestaan is tot de strijd en geheel alleen de helse Goliath tegemoet is getreden en hem de kop heeft vermorzeld. Zo keert de eer weer door Hem, Die de eer van Zijn Vader in al Zijn gangen heeft bedoeld en Die daarvoor de weg wilde gaan van lijden en sterven. Hij, Die neerdaalde tot de vijand in de hel om Zijn haters wijd en zijd te verjagen en verstrooid te doen zuchten. Christus vaart op in de hoogte om de prijs die Hij heeft aangebracht Zijn Vader voor te stellen. De Vader heeft die prijs aanvaard. Hij vaart op in de hoogte om voor Zijn volk een plaats te bereiden in het Vaderhuis met zijn vele woningen. Hij vaart op als de Triomfator over al de doodsvijanden. Al de vijanden zijn overwonnen. Hij vaart op in de hoogte om Zijn volk te brengen in de gemeenschap met God. Al die gaven die Christus door Zijn lijden en sterven verworven heeft, zijn het deel van Zijn bruidskerk. Maar wanneer de gaven van Christus' vernedering niet in ons leven zijn doorleefd, zullen de gaven van Christus' verhoging ons geen nut doen. Want voor wie wordt het nu een wonder dat Christus naar de hemel is heengevaren? Toch voor een volk, dat zichzelf leerde kennen als hel- en doemwaardig? Voor hen wordt het een wonder dat Christus ten hemel is gevaren. Als de Heilige Geest hen een gezicht schenkt op een geopende hemel, dan stamelen ze David in verwondering na: ‘Gij zijt opgevaren in de hoogte.’ Wat een wonder dat Hij is opgevaren. Eerst nedergedaald uit de hemel en na Zijn volbrachte Middelaarsarbeid opgevaren en met de prijs van Zijn bloed ingegaan in het binnenste heiligdom. Aan Zijn zegewagen voerde Hij de overwonnen vijanden mee als een teken van Zijn overwinning. Hij voert de gevangenis mee. Dat doet Hij als een teken dat de gevangenis is overwonnen en Zijn bruid is bevrijd uit de kluisters van de zonde, de duivel en de dood. Zit u daar nog in gevangen? Van nature zitten we daarin allen gevangen. Het ergste is dat we dat niet zien en er zo gerust onder kunnen voortleven. Met Hemelvaart zingen we uit volle borst mee: ‘Gij voert ten hemel op vol eer, de kerker werd Uw buit, 0 Heer’, terwijl de ketenen niet wegen en we in de kerker gevangen gehouden worden door de sterkgewapende, die probeert u gerust te stellen. Bid of de Heere uw ogen wil openen voor het dodelijk gevaar waarin u verkeert. Bid of Hij u uit de gevangenis wil bevrijden, voordat het voor eeuwig te laat is.
Of is het al werkelijkheid in uw leven geworden dat u gevangen ligt in de banden en de boeien van de dood en van de hel? Doet de doorleving daarvan u alle troost missen? Zijn alle pogingen om uzelf daarvan te verlossen op niets uitgelopen? Luister dan: Christus heeft de gevangenis gevankelijk gevoerd. En die Hij gevangen neemt onder Zijn heerschappij, laat Hij niet los, want Hij is een volkomen Zaligmaker. Moet u instemmen met de psalmdichter: ‘Treed niet in het gericht met uw knecht, want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn?’ De Heere zegt: 'Uw hart worde niet ontroerd, gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden: God vaart voor het oog, met gejuich omhoog!’

Ds. W. Silfhout