banner_kerk2.jpg
joomla responsive menu free

Een aanhoudende strijd

"En er was een lange krijg tussen het huis van Saul, en tussen het huis van David. Doch David ging en werd sterker; maar die van het huis van Saul gingen en werden zwakker."
2 Samuël 3:1

We zagen hoe David koning werd over de stam van Juda. De andere stammen, onder leiding van Isboseth, denken er echter niet over om zich te voegen onder de heerschappij van David. Zij zien in Isboseth, de enige overgebleven zoon van Saul, hun wettige koning. En zo houdt het strijden niet op! Het was een lange strijd tussen het huis van Saul en het huis van David. Meer dan vijf jaar duurde het, maar stukje bij beetje krijgt David de overhand: ‘Doch David ging en werd sterker; maar die van het huis van Saul gingen en werden zwakker’. In David zien we hoe de Heere met Zijn uitverkorenen handelt: ‘Hij verheft de geringe uit het stof, en de nooddruftige verhoogt Hij uit de drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen de stoel der ere doe beërven’ (1 Samuël 2:8). Wat een eeuwig wonder als de Heere de zondaar opraapt uit het stof en op de Rotssteen zet. Maar is het dan voortaan
enkel blijdschap en vrede? O zeker, er is voor het geloof vreugde en zaligheid in het smaken van Gods vrij ontfermen. Maar daarmee is niet gezegd dat er geen strijd meer is. Toen David koning in Hebron geworden was, moest hij ervaren dat de strijd nog lang niet over was. Zo vergaat het allen die de Heere vrezen. Dan wordt het werkelijkheid wat de apostel Paulus schrijft: ‘Want het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander …’ (Galaten 5:17). Kennen we de worstelingen met het vlees? De strijd tussen de genade en het bederf in het hart? Ja, de geestelijke strijd in het leven van de ware gelovigen kan vergeleken worden met de lange strijd die David moest voeren tegen het huis van Saul. Wat zal de uitslag zijn van deze strijd? Zal het vlees het laatste woord hebben? Zal het huis van Saul triomferen over het huis van David? Als de strijd zo lang duurt en eigen zwakheid wordt gevoeld, kan de vrees voor de ondergang ons vervullen. Wat zijn we krachteloos in de strijd tegen de zonde, satan, wereld en eigen vlees. En toch, het staat er tot onze troost: ‘Doch David ging en werd sterker; maar die van het huis van Saul gingen en werden zwakker’. ‘Als het werk van de heiligmaking, wordt het bederf, gelijk het huis van Saul, al zwakker en zwakker; terwijl de genade, gelijk als het huis van David, al sterker en sterker wordt, totdat de mens Gods volmaakt is en het oordeel uitgebracht wordt tot overwinning’ (Matthew Henry). ‘En er was een lange krijg …’ Laten we de geestelijke strijd die er in het leven van de gelovigen is niet beoordelen als een gebrek aan heiligmaking. Ware heiliging brengt ons juist in de strijd! Deze geestelijke strijd is een gezond teken. Het bewijst dat wij niet dood, maar levend zijn. Geen gewillige slaven van de zonde meer zijn. In de weg van heiligmaking komen we niet terecht bij de Farizeeër: ‘ik dank U, Heere, dat ik niet ben als de andere mensen’. Nee, wij komen terecht bij Romeinen 7. Een Schriftgedeelte vol van de praktijk van de heiligmaking. Het leven van Gods kinderen is vol van struikelingen en strijd, vol van zwakheden en zonden. Toch is de uitkomst van de lange strijd (krijg) niet onzeker. In Christus zullen wij meer dan overwinnaars zijn. In Hem alleen ligt de garantie van de overwinning! Hoe noodzakelijk om in Hem geworteld en gegrond te zijn. Om in de weg van de heiligmaking een vruchtbare gang te maken, is het nodig om uit de rechtvaardiging door het geloof in Christus te leven. Steeds weer tot Hem de toevlucht te nemen en door het geloof in Hem uit zwakheid kracht te ontvangen. Zo alleen worden we sterk. Onze belijdenis geeft het kernachtig weer: ‘Alzo nochtans niet, alsof er nog geen grote zwakheid in hen zij; maar zij strijden daartegen door de Geest al de dagen huns levens, nemende gestadiglijk hun toevlucht tot het bloed, de dood, het lijden en de gehoorzaamheid des Heeren Jezus, in Wien zij vergeving hunner zonden hebben door het geloof in Hem’ (NGB artikel 29).

Ds. W. Harinck