Misgunde genade
"Doch hij antwoordende zeide tot de vader: Zie, ik dien u nu zoveel jaren en heb nooit uw gebod overtreden, en gij hebt mij nooit een bokje gegeven, opdat ik met mijn vrienden mocht vrolijk zijn."
Lukas 15:29
Tollenaren en zondaren kwamen tot de Heere Jezus Christus om Hem te horen. De gezegende Heere had kennelijk voor hen een woord, dat hen raakte. Terwijl iedereen met een boog om hen heen liep, wilde de Heere hen ontvangen. Hij gebruikte de maaltijd met hen en onderwees hen. Was Hij niet gekomen om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was? En ze luisterden. Maar de Farizeeën en de Schriftgeleerden namen het de Heere zeer kwalijk. Hoe is het mogelijk: Jezus ontvangt de zondaars en eet met hen! Ja, hoe is het mogelijk. Hun leven ligt verzondigd. Ze zijn kinderen des toorns. En niet alleen zij. Paulus leert ons, dat de gehele wereld voor God verdoemelijk is. Heeft God het ons geleerd met betrekking tot onszelf? Wat is het dan een onuitsprekelijk wonder, dat die vader in de gelijkenis zijn verloren zoon ontvangt. Vader liep de neergebogen
jongen tegemoet. Deze schaamde zich. Hij aanvaardde het, wanneer zijn vader hem niet zou ontvangen. Hij beleed dat hij niet waardig was zijn kind genaamd te worden. En toch werd die boetvaardige zoon door zijn vader omhelsd. En zó ontvangt Christus elke zondaar, die zich in zijn zonde en ellende tot Hem ter genezing wendt. Wat een wonder van eeuwige liefde! Zelfs de prijs werd door de Heere Zelf betaald. Hij buiten en Zijn volk binnen. Ingesloten in liefdesarmen. Onwederstandelijk door de liefde van de Vader getrokken uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. En die broer? Die nette, trouwe, godsdienstige zoon? O, die was zo jaloers. Die was vol van zichzelf. Vol van rechten en verdiensten. Die kon het niet aanvaarden, dat zijn zondige broer in liefdesarmen werd gesloten. Zelf had hij altijd zijn vader gediend. Ja, gediend. Om loon. Puur plicht. Zonder liefde. Een godsdienstig mens. De kerk zit er vol mee. Ons hart is er vol van. Toch bad die vader zijn oudste jongen om binnen te komen en in de blijdschap te delen. Maar hij wilde niet. Vol van afgunst en bitterheid beschuldigt hij zijn vader. En hoe ontroerend, deze hem - ondanks zijn beledigende woorden - ook aansprak: 'Kind, gij zijt altijd bij mij, en al het mijne is het uwe. Men behoorde dan vrolijk en blijde te zijn; want deze uw broeder was dood en is weder levend geworden; en hij was verloren en is gevonden', hij hoorde niet. Is die oudste zoon niet het beeld van de kerkganger, die niet - als een verloren zondaar - Jezus nodig heeft?
Misgunde genade.
Herkennen wij ons in die oudste zoon? Jaloezie over de genade aan anderen bewezen en opstand, omdat God ons geen genade bewijst? Och, buig toch. Al hebben wij niet geboemeld zoals die jongste zoon, we zijn wel allen van God afgekeerd. Alle zaden van boosheid liggen in ons hart. Een wonder als het er niet uitkomt. Wij zijn Adamskinderen, verlaters van God, overtreders van Gods Wet en verachters van het dierbaar Evangelie van de Heere Jezus Christus. Die oudste zoon onteerde zijn vader, evenals de jongste; alleen op een andere wijze. Beiden hadden genade nodig.
Misgunde genade.
Begeert uw hart genade? Wel, dan niet weglopen zoals de oudste zoon, maar komen als de jongste. Een gebroken hart, een verslagen geest zal de Heere niet verachten. Zeker niet, want dat is juist Zijn eigen heerlijk werk. O, God, breek mijn harde hart. Geen misgunde genade, maar begeerde genade. Bidt dan maar om de Heilige Geest, Die leert bidden: 'Gena, o, God, gena; hoor hoe een boeteling pleit en verschoon mij toch naar Uw barmhartigheden'. Het beste kleed, nieuwe schoenen, een ring aan de vinger en het gemeste kalf geslacht. 'Toen in mijn zielsellende, Uw Aangezicht mij kende’. Eeuwig wonder toch! En zij begonnen vrolijk te zijn.
Ds. M.J. van Gelder