David ontvangt het bericht van de dood van Saul en Jonathan
"En zij weeklaagden, en weenden, en vastten tot op de avond over Saul en over Jonathan, zijn zoon, en over het volk des Heeren, en over het huis Israëls, omdat zij door het zwaard gevallen waren."
2 Samuël 1:12
Een Amalekitisch man komt tot David te Ziklag. Deze boodschapper doet het voorkomen alsof hij in Sauls leger gestreden heeft. Hij komt tot David met gescheurde kleding en met as op zijn hoofd. Zo brengt hij David het ontstellende bericht van de dood van Saul en Jonathan. Hij fantaseert daarbij een verhaal dat hij Saul op diens verzoek gedood heeft. Heimelijk hoopt hij daarvoor een royale beloning te ontvangen. Hij biedt David de diadeem aan die de koning als bewijs van zijn macht op zijn helm droeg en de armband. Wanneer David en zijn mannen dit alles horen, treuren en vasten zij tot aan de avond. David had Saul oprecht lief! Bovenal treurde David vanwege het verlies van zijn trouwe vriend Jonathan.
Wat de Amalekitische boodschapper betreft, hij had op geen slechter tijdstip kunnen komen. Met zijn leugens spreekt hij zijn eigen doodvonnis uit. David gelooft hem en ziet hem aan voor de moordenaar van de gezalfde des Heeren. Soldaten krijgen de opdracht de moordenaar van Saul te doden. Dan zingt David zijn klaagzang ter nagedachtenis aan Saul en Jonathan: ‘O sieraad van Israël, op uw hoogten is hij verslagen; hoe zijn de helden gevallen …’ David is oprecht bedroefd geweest. Niet alleen over de dood van zijn geliefde zielevriend Jonathan, maar ook over de dood van Saul. Het spreek niet vanzelf dat David ook droefheid voelt bij de dood van Saul. De relatie tussen hen was toch niet al te best. Saul had op hem gejaagd, hem zelfs naar het leven gestaan. Toch slaakt David geen zucht van verlichting bij het bericht van Sauls dood. Ook spreekt hij geen blijdschap uit nu de belemmering is weggenomen en de weg naar de troon voor hem openligt. Nee, hij en zijn mannen wenen en rouwen. Ze scheuren hun kleding en zingen het rouwlied over de gestorven helden. Oprecht en teer is het verdriet. Tot de avond hebben ze gevast en zich verootmoedigd in gebeden om de zware verliezen die Israël geleden heeft door de vijanden. Hier zien we in praktijk gebracht wat het Woord ons leert: ‘Verblijdt u niet, als uw vijand valt … opdat het de Heere niet zie en het kwaad zij in Zijn ogen’ (Spreuken 24:17,18). Maar hoe kan David het opbrengen om oprecht te rouwen over de dood van Saul? Saul had hem immers veel leed en onrecht aangedaan. Ja, David rouwde niet alleen omdat het zo hoorde. Er was meer. In Davids hart is geen wrok en bitterheid. David heeft Saul vergeven! Om met David teergevoelig te zijn, zelfs tegenover onze vijanden, is het nodig om dicht bij de bron van de verzoening te leven. God Zelf is de Bron van de verzoening. God is een rechtvaardig en vergevend God (Efeze 1:7). Bij Hem is vergeving, opdat Hij gevreesd wordt (Psalm 130:4). Het is een geschenk en daarom ook genade van God om te kunnen en willen vergeven. We zien ook dat er vanuit deze vergevingsgezindheid ruimte komt voor oprechte gevoelens van rouw en verdriet. Er kunnen in ons leven uiterst moeilijke situaties zijn. Mensen kunnen elkaar erge dingen aandoen. Te midden van diepe pijn en gebrokenheid mogen we nooit goedkoop over berouw en vergeving spreken. Maar juist daarom is dit Bijbelgedeelte zo leerzaam. Misschien worstelen we wel met vragen over vergeving. Saul had David veel aangedaan. Toch kon hij treuren, ook over Saul. Ook bedenken we dat Saul nooit aan David om vergeving heeft gevraagd. Nooit heeft Saul tekenen van oprecht berouw voor God en mensen laten zien. Bij Saul is er geen hartelijk buigen als een schuldenaar voor de Heere en de mensen geweest. Toch heeft David hem kunnen vergeven. Hoe zou hij anders oprecht hebben kunnen treuren? Hier zien we de werking van Gods Geest. De vrucht van de Geest is liefde, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, vergevingsgezindheid. Het zien op Jezus bewerkt deze gezindheid van het hart. Omdat Jezus op Golgotha voor Zijn vijanden gebeden heeft: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Lukas 23:34). Dit kruiswoord geeft een blik in het hart van de Zaligmaker. In Hem is geen zweem van haat, wrok en afkeer. Wie net als Stefanus op Jezus ziet, al gooien de vijanden steen na steen, heeft geen verlangen naar wraak, maar leert vergeven. Dan komt er iets van de tederheid van Davids grote Zoon in ons hart en verdwijnt de hardheid en de bitterheid. Levend uit Hem wordt het biddend de levenspraktijk: ‘Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren’.
Ds. W. Harinck