banner_kerk3.jpg
joomla responsive menu free

De gelijkenis van het zuurdesem

"Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een zuurdesem, welken een vrouw nam en verborg in drie maten meel, totdat het geheel gezuurd was."
Mattheüs 13 vers 33

De Heere Jezus geeft Zijn discipelen onderwijs in de vorm van gelijkenissen. Beelden uit het dagelijkse leven worden dan gebruikt waarmee de Heere Jezus hen onderwijs geeft. Want het is hen gegeven de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te verstaan. Het Koninkrijk der hemelen is het Koninkrijk van Gods genade, dat in het hart wordt opgericht door wedergeboorte en geloof. Hier wordt dat vergeleken met een zuurdesem dat de totale hoeveelheid meel doortrekt en verzuurt. Zuurdesem werd in het oude Oosten gebruikt bij het bakken van brood. Denk maar aan het ons bekende gist. Een klein klompje zuurdeeg werd als een soort gist door het meel heen gewerkt en het doortrok alles. En het is in de gelijkenis het beeld van Gods genade in zijn doorgaande en heilzame werking.  Wanneer het Koninkrijk der hemelen zich een weg baant over deze wereld en zich uit gaat
breiden van Jood naar heiden, dan is er geen enkel terrein, geen enkel domein, geen enkele levenssfeer die er niet door wordt bereikt. Denk aan het politieke leven, aan de verhouding rijkdom en armoede, aan man-vrouwverhoudingen, aan huwelijk en seksualiteit, aan muziek en omgang met moderne media. Want de eer van God gaat over alle terreinen van het leven en ook over het hart. Het zuurdesem doet zijn werk in het meel. Dit meel werd bereid uit graankorrels die tot meel werden vermalen. En zo is het nu ook met het werk van Gods genade in het hart.  Het Evangelie zal als een blijde boodschap van redding, verlossing en zaligheid zijn werk doen in die harten waarin voor die boodschap plaats is gemaakt. De nodiging van het Evangelie wordt daar niet door beperkt. Het zuurdesem zal zijn werk doen in harten van mensen die geleerd hebben gezondigd te hebben tegen een rechtvaardig en heilig, een barmhartig en genadig God. We horen de Pinksterlingen in Handelingen 2 verbroken van hart en verslagen van geest vragend uitroepen: ‘Wat zullen wij doen, mannen broeders?’ En, kennen we er iets van? Zijn onze ogen al  open gegaan voor de aangrijpende werkelijkheid: ik ken God niet, ik dien God niet, ik heb God niet lief? Hebben we het ervaren in ons leven een verloren zondaar te zijn? Hebben we het toegestemd: ik heb de dood verdiend? Het zuurdesem werd in het meel gedaan, het werd er helemaal mee doorkneed. Dat kostte tijd, de ene keer meer dan de andere keer. Er was ook kracht voor nodig. Hoe verschillend ook. Maar het is de niet tegen te houden kracht in het werk van de Heilige Geest, wanneer Christus in zulke harten gepast, noodzakelijk en dierbaar wordt. Wanneer de Heilige Geest zaligmakend werkt in je hart, ga je ervaren alleen door Christus geholpen te kunnen worden.  En in zulke harten waarin Christus gaat functioneren als Profeet, Priester en Koning doet het zuurdesem dan ook zijn werk, totdat het hele deeg gezuurd is. Deeg blijft deeg wanneer het met dit zuurdesem doorzuurd is. En zo is het nu ook met een kind van God. Een kind van God blijft een normaal mens, die als kind van zijn tijd ook zijn tijd probeert te begrijpen. Maar bij wie in zijn hart en leven het Evangelie als een zuurdesem alles beïnvloedt! Want dit zuurdesem van het Evangelie verspreidt zich door heel je menszijn. In het leven met de Heere gaan je ogen de dingen anders zien. Dan ga je zien hoe God ons leven ziet. Wat ziet Hij dan bij ons, ook ná ontvangen genade? Moet de Heere het ons dan eerlijk voorhouden, voor het eerst of opnieuw: Gij hebt God in uw leven niet verheerlijkt?  Je manier van denken wordt ook zo anders. We gaan er van vinden wat Gód er van vindt, we krijgen dan een hart wat door de liefde in alles voor God gaat buigen, wat in alles aan Gods kant terechtkomt. En daarom gaan we heel andere dingen dan vroeger verlangen. Nu ga je willen wat je vroeger ten diepste helemaal niet wilde. En je wilt niet meer wat je vroeger zo graag deed. Nu komt er het verlangen om tot de eer van God te leven. Uit vernieuwde harten komen vernieuwde levens voort. Nu beluister je in de Bijbel de stem van God waardoor zonde wordt aangewezen om genade te verheerlijken. In het bidden ga je je onwaarde en rechteloosheid inleven. De diepte van de schuldbeleving gaat dringen tot schuldbelijdenis: Heere, ik ben het niet waard en ik heb het niet verdiend! In alles krijg je Christus zo nodig! En wanneer het deeg de oven ingaat, wanneer de weg van Gods kinderen is in moeiten en verdrukkingen? Laten Gods kinderen dan de ogen geslagen houden op Christus. Hij is Zijn kinderen in alles voorgegaan. Want Hem zo te zien geeft dan ook het loflied: ‘U al mijn liefde waardig schatten, wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten’.

Ds. R.A.M. Visser