Davids buit
"Dit is Davids buit."
1 Samuël 30:20
Wat moet David doen? Ziklag ligt in puin. De nog beschikbare soldaten zijn uitgeput en gedemotiveerd. David kwam met zijn nood en schuld bij de Heere terecht en sterkte zich in de Heere zijn God. Zo betoonde de Heere aan David Zijn genade en trouw. Toch blijft het nog wel de vraag hoe David nu verder moet in deze omstandigheden. De vrouwen, de kinderen, de bezittingen zijn door de Amalekieten meegenomen. David neemt nu niet opnieuw de toevlucht tot leugen en bedrog zoals eerder bij koning Achis. Hij laat de priester Abjathar de Heere vragen door middel van de Urim en de Tummim. Zo maakt God Zijn wil aan David bekend. Hij krijgt toestemming van de Heere om de vijanden na te jagen. Ook wordt hem de overwinning toegezegd. Met zeshonderd mannen jaagt hij de vijand achterna. Als zij bij de beek Besor ten zuidoosten van Gaza gekomen zijn, laat hij tweehonderd mannen achter, die van vermoeidheid niet meer verder kunnen. Verder op de weg komen zij een Egyptische jongen tegen, een zieke slaaf
die door de Amalekieten is achtergelaten, die precies weet waar de Amalekieten gelegerd zijn. Zo komt David achter de schuilplaats van de Amalekieten. Geheel onverwachts overvalt hij het feestvierende leger van de vijand. De Amalekieten lijden een verpletterende nederlaag. Al de vrouwen en de kinderen worden gered. Niet één wordt er gemist: ‘En onder hen werd niet gemist van de kleinste tot aan de grootste, en tot aan de zonen en dochteren; en van de buit, ook alles, wat zij van hen genomen hadden; David bracht het altemaal weder… Dit is Davids buit.´ Het is een totale, volkomen overwinning geweest. Niemand en niets ging verloren! En ook de mannen die bij de beek Besor achter zijn gebleven en de steden van Juda delen mee in de rijke overwinning. We zien in David hier opnieuw een type van Christus. Davids grote Zoon heeft ook Zijn buit. Wat heeft Jezus gestreden tegen de zonde en de dood. Aan Hem als Strijder behoort dan ook de buit. Het woord van God spreekt rijk van de overwinning en de buit van Christus: ‘Ik zal Hem een deel geven van velen, en Hij zal de machtigen als een roof delen’ (Jesaja 53:12). Volkomen is Zijn overwinning. Niet één van al degenen die Hij kocht met Zijn bloed zal verloren gaan. De velen voor wie Hij Zijn zielen gegeven heeft, zullen Zijn buit zijn: ‘En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken’ (Johannes 10:28). Van Hem kan en mag gezegd worden: ‘Gij zijt doorluchtiger en heerlijker dan de roofbergen’ (Psalm 76:5). Zoals alleen onder Davids leiding de overwinning behaald kon worden, zo alleen kan de zonde en de dood in ons leven worden overwonnen, wanneer we onder de leiding van Koning Jezus staan. Bent u, ben jij voor rekening van Christus gekomen? Behoren we tot de buit van de meerdere David? Van nature zijn wij allen de buit van zonde, satan en dood. Schuldige gevangenen! We hebben onszelf immers uitgeleverd aan deze vijanden. Maar nu is er in Christus bevrijding voor dezulken! Is dat geen wonder van genade? Hij is de strijd aangegaan met satan, zonde en dood. Hij heeft de gevangenis gevankelijk gevoerd. Christus kan met Job zeggen: ‘Ik wierp de roof uit zijn tanden’. Niet alleen heeft Hij de helse Amalekiet overwonnen, maar ook heeft Hij herwonnen alles wat ons in Adam is ontvallen. Zwaar en lang is de strijd geweest. Vernedering, smaad, kruis en dood waren Zijn deel. Maar zo is Hij Israëls zege! Wat een buit! Vergeving van zonden, eeuwig leven, vrede met God, gemeenschap met God, bewaring en volharding, de eeuwige bruiloft van het Lam … Al de goederen van het Genade Verbond heeft Hij verworven voor Zijn volk. Wat een buit heeft Christus. David hield de buit niet voor zichzelf. Hij deelde de buit uit. De Egyptische slaaf, de mannen bij de beek, de oudsten en de inwoners van de steden van Juda deelden in de overwinning mee. Zo doet Christus zondaren delen in Zijn buit: ‘Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God’ (Psalm 68:19). Door de werkingen van Zijn Geest en Woord maakt Hij de buit deelachtig. In het door schuldbesef getroffen en verslagen hart brengt Hij verlossing aan. Waar wij de buit nooit meer binnen kunnen halen, waar wij belijden moeten door eigen schuld de buit van satan, zonde en dood te zijn, schenkt God verlossing in Zijn Zoon. Wat geeft dat een zalige ondervinding aan het hart. Midden in het verlies wordt de winst gevonden. Dan roepen we het uit: ‘Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als één, die een grote buit vindt’. Wat een juichen als door het getuigenis van de Heilige Geest door het geloof ervaren wordt de buit van Christus te zijn. Niet gestreden en toch behouden. Eeuwige schuldenaar van vrije genade.
Ds. W. Harinck