banner_kerk1.jpg
joomla responsive menu free

Hemelvaart

"De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in de hemel."
Markus 16:19a

De naam Heere (in de grondtekst staat Kurios) is de heerlijkheidstitel van de Zaligmaker. In het Oude Testament wordt die naam gegeven aan de God van Israël, vanwege het recht dat God op Israël had krachtens het verbond. Hij is Israëls rechtmatige eigenaar. In het Nieuwe Testament draagt ook de Heere Jezus de Kurios-titel. In de brief aan de Filippenzen schrijft Paulus dat Hij om Zijn volmaakte gehoorzaamheid ‘een naam ontvan +gen heeft boven alle naam’. En in 1 Korinthe 12:3: ‘Niemand kan zeggen Jezus de Heere (de Kurios) te zijn dan door de Heilige Geest’. Dit was namelijk de belijdenis van de oudchristelijke kerk. Door Jezus Kurios te noemen, beleed zij de eer en de macht van de Zaligmaker, maar ook haar liefde tot en haar onderdanigheid aan Hem. Kurios is dus een heerlijkheidstitel die gedragen wordt door
Hem, Die het overal en altijd voor het zeggen heeft.  Als we weten dat in de eerste christentijd ook de keizers deze titel voerden, dan is het begrijpelijk dat de belijdenis dat Jezus alleen de Kurios is, tot conflicten moest leiden. De Kurios-eer die Christus als Middelaar heeft verworven, spreidt Hij ten toon bij Zijn hemelvaart. Want Hij is opgenomen in de hemel. Daarmee wordt de aandacht er op gevestigd dat Hij is opgenomen door de Vader. De Vader erkent Zijn recht dat Hij bij Zijn hemelvaart ontvangt. Eervol, op grond van Zijn volbracht Middelaars werk, wordt Hij door de Vader thuisgehaald. De Vader eert hierin de Zoon. Op aarde heeft de Zoon de Vader verheerlijkt, nu verheerlijkt de Vader Zijn Zoon.  Hij is opgenomen in de hemel. Dat is de plaats van blijdschap. Welk een blijdschap heeft de hemelvaart in de hemel teweeggebracht. Als daar reeds blijdschap is over één zondaar die zich bekeert, hoe groot moet dan de blijdschap zijn als de Zaligmaker Zelf inkomt? Hoe is de drie-enige God verblijd in de uitvoering van Zijn raad en welbehagen en hoe is Hij verwelkomd door de heilige engelen die Hem hebben vergezeld naar de troon en Hem eerbiedig hulde hebben gebracht. Hoe is Hij aangebeden en bejubeld door de verlosten die de hemel hebben doen weergalmen van hun lofgezangen: ‘Het Lam dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en dankzegging’.  Leerde ook u Hem de eer gunnen en toebrengen? Eren wij Hem omdat Hij onze Koning geworden is? Dan werd onze kroon omgekeerd. Van nature zijn we eerrovers van God. Wij zoeken eigen eer en roem en zijn er op uit onszelf te kronen en te laten kronen. Maar Sions Koning is rechtens gekroond. Hij had het eerlijk verdiend. Hij kreeg de kroon uit de handen van Zijn Vader. Maar wij staken in het paradijs God naar kroon en troon. Wij zijn misdadigers, zondaren die geen eer waardig zijn. Wij hebben de schande gekozen boven de heerlijkheid, de dood boven het leven, de hel boven de hemel. Wij zijn slaven van de vorst der duisternis en vijanden van God en onze eigen zaligheid. Daarom is het zo'n wonder als er mensen op de aarde zijn die Christus de eer gaan gunnen en geven. En die zijn er, want daar zorgt de Heere Zelf voor. Dat zijn zij die Hij doet delen in de kracht van Zijn opstanding.  Kinderen des Heeren, is de opneming van uw Borg Jezus voor u een oorzaak van zalige blijdschap en verheuging geworden? Leerde u het nut van Zijn hemelvaart verstaan? De discipelen hebben een opgestane Zaligmaker leren kennen, maar daarmee verstonden ze nog niet het nut van Zijn hemelvaart.  Daar staan ze op de Olijfberg. Mannen met geloof, hoop en liefde. Ze staren hun Meester na als Hij opgenomen wordt. Maar ze blijven staren. Er is nog een gebrek in hun liefde, want de blijdschap om de verheerlijking van Hem, Die het voorwerp van hun liefde is, wordt gemist. Zo heeft Jezus het gezegd voor Zijn heengaan: ‘Indien gij Mij liefhad, zo zoudt ge u verblijden omdat Ik gezegd heb: Ik ga heen tot de Vader’. Als vrucht van het vertroostend onderwijs dat zij van de engelen ontvangen, wordt hun lichamelijk oog van de hemel afgetrokken en mogen zij door het geloofsoog de heerlijkheid van Christus zien in Zijn verhoging. En nu het licht opgaat over het nut, zijn ze blij met het hemelvaartsfeit.  Er staat: toen keerden zij weder naar Jeruzalem met grote blijdschap. Zij en al Gods kinderen hebben een Advocaat en Pleit
bezorger, ja zelfs een Pleitbeslechter in de hemel.  Lezer(es), wat hebben wij allen deze Advocaat nodig! Voor een aardse rechtbank kun je proberen je schuld te ontkennen. De rechter is niet alwetend en kan misleid worden door verklaringen van de verdediging. Maar God is niet te misleiden. Wat zullen wij voor Gods rechtbank kunnen aanvoeren om ons vrij te pleiten? Voor de Alwetende God moeten wij verstommen en verdoemd worden.  O, hoe gelukkig is dan toch de zondaar, die Jezus als Zijn Pleitbezorger in de hemel heeft. En dat zijn nu allen, die als veroordeelden en vloekwaardigen tot Jezus Christus de toevlucht leerden nemen in hun leven. Zij zijn overtuigd geworden van hun zonden en grote schuld. Ze moesten het hoofd buigen en met David uitroepen: ‘Uw doen is rein, uw vonnis gans rechtvaardig’. Maar in die nood leerden zij het oog op Jezus slaan, Die overgeleverd werd om hun zonden en opgewekt tot hun rechtvaardigmaking en die ten hemel gevaren is.  Wat is het hemelvaartsevangelie rijk. Christus is immers niet alleen Pleitbezorger, maar ook Pleitbeslechter. Hij is in de hemel voor het Aangezicht van Zijn Vader de Voorspreker, de Hemeladvocaat, Die voor al Zijn arme, schuldige misdadigers, zonder enige uitzondering, de vrijspraak eist.  Elke zondaar, die zo'n Advocaat in de hemel heeft, behoeft voor God de Rechter niet meer bevreesd te zijn. Want God heeft al de ongerechtigheid van al de Zijnen op Zijn Zoon gelegd. En nu is God zo rechtvaardig dat Hij de zonden maar één keer straft.  Zulken mogen net als de discipelen op de Hemelvaartsdag temidden van alles wat drukt en benauwt met blijdschap vervuld zijn. En om nu door de kracht van de Geest van Christus te zoeken de dingen die boven zijn waar Christus is zittende aan de rechterhand Gods en niet wat op de aarde is.

Ds. A.B. van der Heiden