banner_kerk1.jpg
joomla responsive menu free

De Opstanding

"Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan."
Lukas 24:6a

De vrouwen, op die wondervolle paasmorgen in alle vroegte op pad gegaan, hebben de opgestane Christus niet het eerst gezien. De discipelen ook niet. De Vader heeft een engel gezonden om Christus te verwelkomen, als Hij uit de grafspelonk te voorschijn treedt. Maar van de opstanding zelf is niemand getuige geweest. Christus stond op door Zijn eigen kracht, maar Hij werd ook door Zijn Vader opgewekt. Dat is een Vaderlijke daad. Op Goede Vrijdag was sprake van een richterlijke daad. Het recht Gods eiste de dood als straf op de zonde. De bezoldiging der zonde is de dood. Maar met Pasen is sprake van een Vaderlijke daad: de Zoon wordt door de Vader vrijverklaard. Hoe groot als wij dat in ons leven mogen ervaren. Het is ook noodzakelijk. Dan spreken we niet over trap en mate. Maar de vraag is of wij God hebben leren kennen in Zijn heilig recht. Hij eist betaling van de
schuld. Hij is ook Rechter, Die beslist. Maar hebben we Hem nu ook leren kennen in ons leven als de God Die vrijspreekt van schuld en straf en een recht geeft op het eeuwige leven?  Want dat is nu mogelijk door de gezegende opstanding van Christus. Dat predikt ons Pasen! De rekening is met Goede Vrijdag betaald en nu kan die door de Vader ondertekende kwitantie worden uitgereikt aan Christus en door Hem aan al de Zijnen. Christus stond op in majesteit en heerlijkheid. De dood kon Hem niet vasthouden. Toen de schuld betaald was, stond Christus op uit de dood! De aarde beeft. De steenrotsen scheuren.  De indrukwekkende gebeurtenissen van Goede Vrijdag herhalen zich. En dan daalt een engel des Heeren neer om de steen van de mond van het graf weg te wentelen. De wachters zijn verschrikt geworden. Ze werden als doden. En toen ze weer wat leven in hun benen voelden, zijn ze zo spoedig mogelijk weggevlucht. Maar nu zijn daar de engelen om de vrouwen op te vangen en onderwijs te geven. De vrouwen waren op Goede Vrijdag na de begrafenis naar huis gegaan.  Op de dag van de sabbat hebben ze gerust. Ze hebben met elkaar besproken dat ze de eerste dag der week zouden gaan naar het graf om de Heere Jezus te balsemen, om zo ook de laatste eer en een laatste liefdedienst aan Hem te bewijzen. In het vroege morgenuur zijn ze gegaan. En ze waren vol bezwaren en bekommernissen. Onderweg hebben ze tegen elkaar gezegd: ‘Wie zal ons de steen van de deur des grafs afwentelen?’ In het leven kunnen er zoveel bezwaren zijn. Bezwaren in het tijdelijke leven. Bezwaren ten aanzien van uw werk of uw kinderen. En soms blijkt de Heere dan al die bezwaren (waar u misschien wel een nacht van wakker gelegen hebt) al opgeruimd te hebben. U behoefde er zelf helemaal niets aan te doen. Maar dat kan ook zijn in het geestelijk leven. Dan weten we niet hoe het verder moet. Dan kan de klacht oprijzen: ‘Hoe raak ik ooit met God verzoend?’ Hoe zal dit en hoe zal dat? Hoe moet het met die steen? Wel, daar zorgt de Heere Zelf voor. Als ze bij het graf komen, blijkt het graf open te zijn! Ze vonden daar Jezus niet. En dan ontmoeten ze daar die engelen als predikers van het Evangelie der opstanding! Er staat zo geschreven dat de vrouwen bevreesd waren. Dat is vreemd, zult u zeggen: op de dag der opstanding bevreesd zijn in plaats van verheugd! En toch, Gods Woord leert ons dat die twee bijeen horen: de blijde paasmorgen, maar ook een bedroefde en bevreesde Kerk rondom het graf. De steen is afgewenteld en de vrouwen zuchten. Ze zijn niet zozeer bekommerd (in vers 4 staat 'twijfelmoedig') over zichzelf, maar ze zijn bekommerd over hun lieve Meester. Dat is nu het geheim van paasfeest. Het gaat slechts over één ding. Het gaat slechts over Eén! Het gaat over die dierbare Borg. Want wat ze ook missen, ze missen die ware liefde tot Christus niet. En dat is een liefde die van Hem afkomstig is, maar die vervolgens ook tot Hem doet uitgaan. En als het dan Pasen is, dan is de vraag toch wel gewettigd of u daar weet van hebt dat Hij u te sterk geworden is. Want het gaat om die verhouding tot Hem. En dat is aanvankelijk geen zaak van vreugde, maar van smart. Als de Heere het hart gaat openen en zonde wordt zonde en schuld word schuld, dan is het: ‘Ik lag gekneld in banden van de dood ...’ Totdat de tijd aanbreekt dat uitgezegd mag worden: ‘Toen hoorde God; hij is mijn liefde waardig’. En dan toch een missend volk op het paasfeest. Een Christus missend volk. Hem
gekend te hebben, uit Hem geleefd, met Hem gewandeld en dan nu alles kwijt. Met een geopenbaarde Christus de dood in! Die vrouwen hebben gestaan op Golgotha. Ze zijn getuigen geweest van het lijden en sterven. En toen Hij het uitriep: ‘Het is volbracht’, toen was het voor hen mislukt. Want Christus weg is alles weg! Maar de liefde zijn ze niet kwijt. En die liefde maakt specerijen en die maakt hen gaande naar het graf! En dan valt het zo wonderlijk mee. Daar zijn de engelen met een boodschap voor vreesachtigen: ‘Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan!’

Ds. J. Schipper