Biddag in de lijdenstijd
"... ging Hij wederom heen, en bad ten derde male ..."
Mattheus 26:44 midden
Het zou passend zijn in deze meditatie iets te schrijven met betrekking tot biddag. Maar tevens is het een kerkbode die verschijnt in de lijdenstijd, zodat we eigenlijk behoren stil te staan bij het lijden van de Heere Jezus. Wanneer we wat mogen mediteren over bovenstaande woorden, zouden we beide kunnen verbinden. Waarom zou een mens van 2016 eigenlijk bidden? We hebben immers enorm veel goeds en wat kan de mens allemaal niet voor elkaar krijgen vandaag? Ligt bidden dan wel voor de hand? En verder: de dingen gaan toch hun eigen weg. Misschien hebben de discipelen dat laatste ook wel gedacht. Ze hebben zich althans daarnaar gedragen. Het is de nacht waarin de Heere Jezus verraden zal worden. Grote gebeurtenissen zijn aanstaande; de spanningen van de laatste dagen en de
laatste uren moeten ze duidelijk gevoeld hebben. En wat doen ze? Zijn ze werkzaam en proberen ze hun invloed aan te wenden om de gebeurtenissen 'zo goed mogelijk' te doen verlopen? Bidden ze ijverig en vurig tot de Heere nu er zoveel onzekerheid en spanning, geestelijke strijd is waar te nemen? Nee, ze slapen. Is daarmee niet het beeld van ons mensen getekend? Er kan veel aan de hand zijn, maar we kiezen van nature voor de (valse) rust. Zelfs Gods kinderen. Petrus, Johannes en Jakobus werden dieper gebracht in de hof van het lijden vanwege de zondeschuld; zij werden bevoorrecht boven de andere discipelen. En juist van hen lezen we dat ze sliepen. Kinderen Gods, wat moeten we ons diep schamen als het gaat over de worstelingen aangaande de beker van Gods toorn. Hij heeft de strijd geheel alleen gestreden en er was niemand van Zijn volk met Hem. Moeten we het hoofd niet diep buigen en past ons niet diepe, stille beschaamdheid der ziel? De discipelen hadden wel gediscussieerd over wie de meeste was en hadden ook voor elkaar en tegenover hun Meester geweigerd de minste te zijn in de voetwassing. Zelfbedoeling en zelfhandhaving was er wel. Maar werkzaamheden onder de toorn Gods, worstelingen vanwege de zondeschuld, smekingen om het behoud der ziel, erkenning van Gods eisend recht, we lezen er niets van: zij sliepen. De Heilige Geest bearbeide ons, zodat we ons niet boven hen durven en kunnen verheffen. Hij lere ons zodat we in onze zonde en doodstaat onszelf verfoeien en mishagen zullen voor Gods aangezicht en tegenover de lijdende Borg. Hij ging wederom heen en bad. Steeds weer lezen we van Hem dat Hij bad. Vaak zocht Hij de eenzaamheid om gemeenzaam met Zijn Vader te verkeren. Kennelijk had Hij veel behoefte aan de gemeenschap met Zijn Vader. Vóór Hij Zijn werk deed, bad Hij. Eér Hij de broden vermenigvuldigde, voordat Hij Lazarus van de doden opwekte, riep Hij Zijn Vader aan. Wat wist Hij Zich afhankelijk van 's Heeren zegen en kracht. 'Ik kan van Mijzelf niets doen', zegt Hij (Johannes 5:30). Wat een beschamend woord voor ons allen. Wij menen zoveel te kunnen zonder de Heere. Althans, gedragen we ons niet vaak zo? De Heere Jezus wordt ons ten voorbeeld gesteld in afhankelijkheid en gebedsleven. Is er voor ons niet alle reden om biddag te houden? Voor ons werk, voor jullie studie, aangaande ons persoonlijk leven, inzake gezondheid en bewaring, bij ziekte en zorgen, voor onszelf en de onzen, voor ons volk en onze overheid, voor de kerk en de ambtsdragers. Wij zijn vaak zo biddeloos en zorgeloos. Wij kennen onze totale afhankelijkheid zo weinig. En toch moedigt de Heere er toe aan om te bidden. Hij zegt Zelf dat Hij gebeden wil zijn. 'Laat uw begeerten in alles door bidden en smeken met dankzegging bekend worden bij God'. Dat woord heeft nog niets aan actualiteit verloren. De Heere Jezus bad veel. In onze tekst vinden we Hem biddende in de hof van Gethsemané. In die lijdensnacht worstelde Hij onder de toorn Gods. Zijn tere, zondeloze ziel kroop onder de lediging van de beker van Gods gramschap. En Hij bleef Zijn Vader aankleven. 'Mijn Vader', zegt Hij voor de derde maal. Hij wist heel goed dat het zwaard van Zijn Vader, de rechtvaardige Rechter van hemel en aarde, tegen Hem ontwaakt was. De ontzaglijke belediging van Gods majesteit en deugden door de uitverkorenen werd nu aan Hem gewroken. Hij doorgrondde en gevoelde het geheel en had het er ontzaglijk zwaar onder. Zijn zweet werd tot grote droppelen bloeds.
Toch verenigde Hij Zich geheel met 's Vaders wil. Hij had lief tot het einde, tot in de bitterste zielennood en de helse angst toe. Opdat Hij de Zijnen 'van de eeuwige verdoemenis verloste en ons Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven verwierf’. Welk een diep buigen onder Gods recht; wat een volhardend gebedsleven. Als ons de zonde benauwt of het naderend gericht Gods verschrikt, dat we dan leerden bidden en buigen. Dat te leren door Christus' Geest is ook ons allen zo nodig. Want God ziet de zonde niet door de vingers en Zijn gericht is aanstaande. Ook voor ons. Rekenen we ermee? De Heere opene onze ogen voor deze aangrijpende werkelijkheid, opdat we ons zullen haasten en spoeden. In het begin van het geestelijke leven is de Borg nog zo geheel verborgen. De Heilige Geest lere ons bij nadere onderwijzing de noodzakelijkheid van de voldoening verstaan, opdat Jezus ons als Borg onmisbaar worde. Wanneer de rechtvaardige toorn Gods ons benauwt, geve Hij ons door het geloof op de buigende en biddende Middelaar te mogen zien. Hij leide ons in, in de heilgeheimen van zalig worden. Laten we alle verwachting van onszelf maar grondig verliezen. Dat gaat wel radicaal tegen ons bestaan in. Maar zo maakt de Heilige Geest de lijdende en biddende Borg begeerlijk en onmisbaar. Wij hebben een Voorbidder nodig. Voor het gewone leven. Zullen we er met biddag om vragen door de Heilige Geest Hem te mogen leren kennen? We hebben deze Voorspraak vooral ook nodig voor onze ziel. De Heilige Geest wekke geloof in Hem. Gelukkig wie het Johannes nazeggen, misschien nastamelen, mag: ‘Wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus de Rechtvaardige'. Wat zullen wij anders voor een Voorbidder zoeken? Hij weet wat benauwdheid en strijd is. Hij weet ook wat aanhoudend bidden is. Gaat tot Hem; zoek Hem te kennen, zowel voor natuurlijke als in geestelijke zaken.
Ds. P. Mulder