Het geheim van de ware sterkte (1)
"Doch David sterkte zich in de HEERE, zijn God"
1 Samuël 30:6
David en zijn mannen zijn weer terug in Ziklag. Maar bij aankomst doen ze een vreselijke ontdekking. Niet alleen is de stad verbrand, maar ook de vrouwen en de kinderen zijn weggevoerd door een roversbende van Amalekieten. Tijdens de afwezigheid van David en zijn mannen hebben die van de gelegenheid gebruik gemaakt om wraak te nemen vanwege Davids strooptochten in hun gebied. Schrik en ontsteltenis grijpen David en zijn manschappen aan. Ze wenen tot er geen kracht meer in hen over is om te wenen. Ook horen we hoe de mannen zich tegen David keren. Ze geven hem de schuld van dit alles. Hij deed hen toch meetrekken met de Filistijnen. Ze zijn zo verbitterd, dat ze David willen stenigen. Toen werd het voor David zeer bang. De oorzaak van deze vrees moeten we niet alleen zoeken in de woede van zijn strijders die gereedstaan om hem te stenigen. David heeft daar zijn schuld gezien en gevoeld dat de hand van de Heere zwaar op hem was omdat hij de Heere had verlaten.
Met smart gevoelt hij zijn dwaasheid en zondige afkerigheid van de Heere. Diep berouw vervult zijn hart. David komt tot een hartelijk belijden van zijn afwijkingen voor God en mensen. In deze bange omstandigheden zo vol van eigen schuld zocht en vond David sterkte bij de Heere zijn God. Wat een gezegende verandering! In deze bange ogenblikken sterkt hij zich in de Heere. Hij zoekt zijn hulp en kracht bij God. Hij sterkt zich in de Heere zijn God. Wat een wonder van genade dat hij met al zijn schuld en onwaardigheid toch ervaart dat de Heere zijn God is gebleven. David zal opnieuw gezien hebben Wie de Heere voor Hem is geweest. Gods bemoeienissen, Gods beloften, Gods bewaringen komen hem weer voor de geest. Het is alsof de Heere tot hem zegt: ‘Heb ik u ooit beschaamd? Ben Ik geen waarmaker van Mijn Woord? Heb Ik u ook maar één keer verlaten?’ Nu ziet David wat hij gedaan heeft. Met gebrokenheid en verslagenheid ziet David zijn zondeschuld tegenover de Heere zijn God. Zoveel ongeloof, zoveel vergeten en verlaten van de Heere, zoveel vertrouwen op zichzelf … Zijn ogen gaan voor al deze dingen open en hij moet zichzelf mishagen en verfoeien voor God. Wat zien we hier de trouw en de genade van God. Dat de Heere er geen punt achter zet, maar David tot inkeer brengt, is een bewijs van Gods onbevattelijke zondaarsliefde. David was ver van het spoor. Hij kon en wilde zijn leven en de omstandigheden waarin hij ver-keerde maar niet in Gods handen geven. De achterliggende tijd is David zijn eigen weg gegaan. Hij leefde niet meer dichtbij de Heere. De tere afhankelijkheid was weg. Hij dacht het goed voor elkaar te hebben toen hij na list en bedrog rust vond in Ziklag. Maar God zet het Ziklag van ongeloof en Gods-verlating in brand. Zo wordt hij ontdekt aan zijn afwijkingen en ziet hij met schaamte op de zelfgekozen weg die hij is gegaan. Soms moet de Heere de weg met doornen omtuinen, ons bezoeken met tegenslag en zorg, ons Ziklag van valse rust in brand zetten, om ons tot onszelf te brengen. Hoe dwaas en blind zijn en blijven wij! Het moet een zware slag voor David geweest zijn. Het kwam hard aan, maar God kastijdt uit liefde en niet uit lust tot plagen. Zo brengt hij David tot berouw en wederkeer. Wat een zegen dat dit gebeurde: toen sterkte David zich in de Heere zijn God. Net als David kunnen wij ook denken het allemaal goed voor elkaar te hebben. We gaan onze eigen weg en we trekken ons eigen plan. Wat een zegen als God onze wegen doorkruist en ons stilzet. Dan kan het ingrijpen van de Heere pijnlijk voor ons zijn, maar er is liefde in tot ons behoud. Gods kinderen moeten deze les, net als David, regelmatig overdoen. Wat zijn en blijven we onverbeterlijk en hardleers. Maar de Heere weet hoe Hij de Zijnen behandelen moet. En Gods behandeling is hier zeer pijnlijk geweest, maar ook zo heilzaam. Herkennen we dat? Wanneer God een mens wil zegenen zal Hij onze kracht verbreken, dan zal Hij ons Ziklag verbranden. Hij gebruikt bij het Woord ook de omstandigheden om in de laagte te brengen opdat wij als armen en nooddruftigen het wonder leren: ‘Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht’.
Ds. W. Harinck