Het Koningschap van de Messias
"Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met de adem Zijner lippen de goddelozen doden."
Jesaja 11:4.
Deze adventsboodschap bepaalt bij het Koningschap van Christus. Nadat de profeet gezegd heeft hoe Christus niet regeren zal (vers 3), zegt hij hoe Hij wel regeren zal. ‘Hij zal de armen met gerechtigheid richten’. De armen zijn degenen die ellendig en zwak zijn, die de allernoodzakelijkste levensbehoeften moeten missen. De wet van Mozes bepaalde dat deze armen vooral op de hulp en bijstand van de koning mochten rekenen. Hoe dicht sommige godvrezende koningen in Israël ook bij de wet leefden, hun koningschap was ten opzichte van de armen altijd nog onvolmaakt. Het Rijsje uit de afgehouwen tronk, de Koningstelg uit het vervallen huis van David, zal de armen volkomen gerechtigheid doen. Koning Jezus had en heeft altijd tijd voor de
armen. Ga Zijn omwandeling op aarde maar na. Bij deze bijzondere zorg van de Messias voor de armen denken we vooral aan de geestelijk armen. Mensen met meer schuld dan kapitaal. Mensen die voor Gods aangezicht belijden moeten: ‘Ik heb tienduizend talentponden schuld en ik bezit niets om te betalen’. Ook in hun beste werken kunnen ze niets vinden wat Gode welbehagelijk is. Ze zeggen: ‘Mijn boetvaardigheid, heeft nog boetvaardigheid van node’. Zie tot uw troost Wie Jezus is. Hij is Koning van de armen. De zachtmoedigen hebben ook een bijzonder plekje bij Koning Jezus. Wie zijn de zachtmoedigen? Het zijn de kleinen, de neergebogenen, die zich vernederen voor de Heere. In de Bijbel hoort zachtmoedigheid en gebroken zijn van hart altijd bij elkaar. Deze gesteldheid is ons van nature vreemd. Van huis uit dan zijn wij niet zachtmoedig, maar hoogmoedig. We zitten vol met onbuigzaamheid en hardheid. Groot is de onwilligheid van ons bestaan. Stemt u daarmee in? Of denkt u dat het wel meevalt omdat u bidt en leest in de Bijbel en Kerstfeest viert in de kerk. Juist door zo te denken bewijzen we reeds onze hoogmoed. Weet u waar de zachtmoedigheid wordt gevonden? In mensen die Jezus hebben ontmoet. Koning Jezus oefent de Zijnen in zachtmoedigheid. Weet u hoe? Door met rechtmatigheid te bestraffen. Rechtmatigheid wil zeggen met mildheid, niet boven mate, niet boven onze draagkracht. Denk aan de verloochening van Simon Petrus. Toen Jezus Zich omkeerde en Petrus aanzag. Dat was met rechtmatigheid bestraffen. Bestraffen betekent hier terechtbrengen, in het rechte spoor brengen. Koning Jezus is mild, maar ook rechtvaardig, regeert wijs en ook zacht. Hij oefent Zijn regering zo uit dat Zijn onderdanen steeds zachtmoediger worden. Hij leert kruis dragen, voetstappen drukken, smaadheid dragen, in beproeving op Hem hopen. Hoe langer hoe meer trekt Hij zo de lijnen van Zijn beeld in Zijn onderdanen. Maar er is ook een keerzijde aan het koningschap van de Messias. Jesaja zegt ook hoe Koning Jezus handelen zal ten opzichte van de goddelozen. ‘Hij zal de aarde slaan … de goddelozen doden’. De aarde is door de zonde een Gode vijandige aarde geworden. Deze wereld van de goddelozen, dus van degenen die los zijn van God, krijgt met de geboren Koning van de Joden te doen. Hij zal slaan met de roede. De roede is Zijn staf, de koninklijke scepter. Hij slaat de aarde met de roede van Zijn mond, dat is met de staf van Zijn Woord. Johannes op Patmos heeft gezien dat er een tweesnijdend scherp zwaard uit Zijn lippen ging. Dat is nu de roede van Jezus. De scherpte van het Woord, het gepredikte Woord, is het wapen van Deze Koning. Nu al wordt de wereld veroordeeld door het Woord. Immers valt er onder de verkondiging van het Woord een scheiding. Waar de één buigt, zien we de ander zich verharden. Weinig wordt het beseft dat we ons een oordeel kunnen luisteren aan het Woord. Toch is dit zo! Want het Woord veroordeelt ons, vooral in die éne zonde, een zonde die zo weinig wordt gekend, zo weinig wordt beweend, de zonde van het ongeloof. Eenmaal schiep Zijn adem de mens tot een levende ziel. Zijn adem zal de Godloze mens ook doden. Met de adem van Zijn lippen zal Hij de goddelozen wegdoen. Denk aan de grote oordeelsdag: ‘Ga weg van Mij, Ik heb u nooit gekend’. Laat u toch tuchtigen, verhard u niet, laat u leiden. Want met de aanklachten en veroordelingen in Zijn Woord wil de Koning ons aan Zijn voeten brengen. En … aan armen doet Hij recht.
Ds. W. Harinck