banner_kerk5.jpg
joomla responsive menu free

Een laatste kans voor Saul (2)

"En zie, gelijk als te dezen dage uw ziel in mijn ogen is groot geacht geweest, alzo zij mijn ziel in de ogen des Heeren groot geacht, en Hij verlosse mij uit alle nood.’"
1 Samuël 26:24

David heeft de spies en de waterkruik van Saul met zich meegenomen. Buiten het tentenkamp beklimt David een heuvel en roept tot Abner. Deze Abner is generaal in het leger van Saul en daarmee verantwoordelijk voor het leven van de koning. Ook Saul hoort het roepen en herkent de stem van David. Groot is de ontroering van de koning. Opnieuw heeft David zijn leven gespaard. En opnieuw erkent Saul, ten aanhoren van al de soldaten, gezondigd en dwaas gehandeld te hebben. Hij vraagt zelfs aan David om bij hem terug te komen. Maar David durft dit niet. Hij weet hoe de stemming van Saul plotseling kan omslaan. Liever schuilt David bij de Allerhoogste Koning. Het is zijn gebed of de Heere een ieder zijn gerechtigheid wil vergelden (vers 23). Hij bedoelt dat hij tegenover Saul in zijn recht staat en dat God hem zal vrijspreken en Saul veroordelen. ‘God is Rechter, Die ’t beslist.’ Net zoals de ziel van Saul in de hand van David was, toen hij de gelegenheid had om Saul te doden, zo geeft David zijn eigen ziel in de hand van de Heere: ‘en Hij verlosse mij uit alle nood’. Dan vraagt David om een soldaat die de spies en de waterkruik van Saul ophaalt. Zo gaan David en Saul uit elkaar. Ze hebben elkaar nooit meer gezien. Het was de laatste kans voor Saul!
Indringend was de laatste oproep op het geweten van Saul. Hij moet in zijn geweten gevoeld hebben dat hij fout zat. Hij heeft het zelfs erkend: ‘ik heb gezondigd’ (vers 21). Dat lijkt mooi en klinkt goed maar met overtuigingen in het geweten zijn we nog geen zondaar voor God. De ware en zaligmakende overtuiging van zonde is meer dan het spreken van het geweten. Overtuiging van zonde is het werk van Gods Geest. Natuurlijke overtuigingen komen uit het geweten voort. Saul werd in zijn geweten beschuldigd, maar vraagt niet om vergeving, zoekt geen genade bij God, komt ook niet tot verzoening met David. Saul heeft wel iets van zijn zonde gevoeld, maar heeft zijn zonde niet verlaten. Slechts voor een tijd is hij onder de indruk. Het bleef aan de oppervlakte. De droefheid naar God ontbreekt. Ook al gevoelt Saul dwaas te hebben gehandeld. Ook al beseft hij dat zijn levensschip zware averij heeft opgelopen, toch komt hij niet tot een hartelijk buigen en smeken om genade en vergeving. Arme Saul … was hij maar als een verloren zondaar bij God terecht gekomen!
Saul en zijn laatste kans. Een gemiste kans! Het heeft ons wat te zeggen. De Heere Jezus sprak de ernstige woorden: ‘gedenkt aan de vrouw van Lot’. Zo moet hier worden gezegd: ‘gedenkt aan Saul’. Hij beleed schuldig te zijn, zag het fiasco van zijn leven, maar kwam nooit tot Christus. Daar ligt nu het grote en eeuwige verschil tussen algemene en zaligmakende overtuiging van zonde.
Thomas Sheppard zegt: ‘Zo het einde van de overtuiging maar bereikt wordt, is alles bereikt’. Het einde van de overtuiging is om als een verloren mens tot Christus te komen. Hij gaat verder: ‘Indien de Heere zo uw droefheid werkt dat gij niets liever zoudt zien dan dat Christus uw zonden wegnam, zo is uw droefheid uit God’. Zonder overtuiging van zonde en schuld zal niemand tot Christus komen. Zoveel is er van nodig dat wij afzien van ons eigen werk en tot Christus vluchten als een vermoeide en beladene.
Saul valt uiteindelijk met zijn overtuigingen terug op zichzelf. Aangrijpend. Te meer omdat hij het getuigenis van David hoorde: ‘Hij verlosse mij uit alle nood’. Saul heeft David niet na gebeden. Hij geeft geen acht op deze laatste genadeboodschap van verlossing bij God. Hij gaat heen. De scheiding valt. Dit is de schuldige onbekeerlijkheid van Saul. Hij weigert een beroep te doen op God.
Gedenkt aan Saul! Drukt u de schuld? Weegt u de zonde? Klaagt het geweten ons aan? Laat het u en jou uitdrijven tot de Heere en zeg met Job: ‘mijn Rechter zal ik om genade bidden’..

Ds. W. Harinck