banner_kerk5.jpg
joomla responsive menu free

Is Hij voor u ook het leven?

"En hun ogen opheffende, zagen zij niemand dan Jezus alleen."
Mattheüs 17:8

Er zijn tijdens de omwandeling van Christus op de aarde vele dingen gepasseerd. De Heere heeft gesproken van de dingen die het koninkrijk Gods aangaan. Hij is gekomen om de werken van Zijn Vader te verheerlijken en de werken van de duivel te verbreken. Het werk, dat de Vader werkt, dat juicht tot Zijn eer. In de schepping schalde en sprak alles wat God gemaakt had van de heerlijkheid Gods. Zo was het in de natuur. Maar zo was het ook in het hart van Adam en Eva. Het was hun lust om God te loven. Als je daarop ziet, wat is er dan verschrikkelijk veel misgegaan. Wij zien om ons heen de verschrikkelijke gevolgen van de zonde. Zonden betekenen het missen van ons doel. Geschapen om God te loven, Zijn eer te bedoelen en wat is nu de praktijk van het leven? Wat is nu de vrucht van ons natuurlijk hart?
Wij moeten zeggen, ons hart is te allen tijde boos en verdorven vanwege de zonden. Daarom dat aanbiddelijke wonder van Gods genade. God, de eeuwige, de almachtige, de heilige God heeft aan genade gedacht met behoud van Zijn deugden. Daar waar de Heere die genade verheerlijkt, komt dat uit in de vrucht. Die vrucht is dat de mens God gaat eren, God gaat bedoelen. Alles wat God werkt, dat zal juichen tot Zijn eer.
Welnu, Christus is als de Zone Gods, van de Vader uitgezonden in de wereld, om de werken van Zijn Vader te verheerlijken. U leest in de tekst dat Christus, na zes dagen, drie van Zijn discipelen met Zich meenam, namelijk Petrus, Jacobus en Johannes. De Heere was rusteloos bezig om de werken van Zijn Vader te verheerlijken, maar ook om Zijn volk, hetwelk Hij als loon op Zijn arbeid van de Vader zou ontvangen, bijeen te verzamelen. Daarmee gaat de Heere nu als de verhoogde Christus door de Heilige Geest en Zijn Woord nog door. Na zes dagen, zo lezen wij. De Heere had met de discipelen gesproken van Zijn aanstaande verheerlijking. Dat was nu zes dagen geleden (Markus 9:1, 2). Wat zal er door het hart van de Heere gegaan zijn, toen Hij sprak van Zijn toekomst? Wat lag er nog veel tussen nu en de toekomst. Welk een diepte van smart en lijden moest Hij nog doormaken, voordat die toekomst werkelijkheid zou worden!
Zes dagen zijn er nu voorbij gegaan en dan staat de Heere in de kring van Zijn discipelen en neemt Petrus, Johannes en Jacobus apart. Hij neemt ze mee de berg op, waar Hij met hen alleen is. Daar op die berg worden de gedaanten gezien van Mozes en Elia, die met de Heere spraken. Daar op die berg is gesproken en geluisterd naar de woorden uit de mond van de Heere Jezus Christus. Hij, dat gezegende Hoofd van Zijn gezegend lichaam, staat hier en Hij spreekt tot hen. De Heere zegt: 'Vreest niet’. Wat is dat een wonderlijke vrucht van genade. De mens van nature vreest alles wat heerlijk is. De Heere neemt de vrees weg met Zichzelf. In Christus is een verse en levende weg ontsloten, waardoor de arme verdoemelijke zondaar tot God mag vluchten en voor Gods aangezicht kan bestaan. Daar op die berg is iets van de hemel gezien, daar zagen zij niemand dan Jezus alleen.
Aan het kennen van Jezus is een ander kennen verbonden, namelijk het kennen van onze ellende en zonde nood. Dat is dat smartelijk kennen van onze schuld en verlorenheid. Daarin zou een mens omkomen, als God Zelf niet voor het leven zorgde. Wat een grote genade, Hem te kennen, in Wie het leven ligt.
Dat kennen van Christus is de zaligmakende vrucht van de Heilige Geest en het Woord van God. Het is de Heilige Geest Die is uitgegaan om de werken van Christus in het hart van de gevallen mens te verheerlijken. De Heilige Geest gebruikt daartoe Gods Woord, de prediking van dat Woord. Het is de praktische bediening van Christus om door de Heilige Geest en Gods Woord tot het hart te spreken.
U vraagt: ‘als dat gebeurt, kent degene die dat ondervindt de Heere Jezus dan?’ Het antwoord is nee. Die persoon kent de kracht van Gods Woord, maar weet niet Wie het is die daarin spreekt. Denk maar aan de blindgeborene of aan Saulus van Tarsen en de Pinksterlingen. Wat u wel duidelijk ziet is, dat daar waar de kracht van Gods Woord in het hart wordt ervaren, dat dat werkzaamheden geeft aan de troon van Gods genade. De dodelijke rust waarin wij van nature allemaal liggen, is opgezegd.
Daar waar de Heilige Geest dat goede werk is begonnen, komt dat uit in de vrucht. Dan worden de zonden levend, en dat maakt dat wij tot God gaan roepen. Het roepen tot God is ook de vrucht van de Geest. Immers die Geest, zo zegt Christus, zal Mij verheerlijken. De vrucht daarvan is dat de zondaar liefde tot het Woord des Heeren gaat krijgen en daarmee ook tot het huis en de dienst des Heeren. Zij kennen iets van die geestelijke honger en dorst naar de gerechtigheid, die alleen in Christus is. Wat een hartelijke blijdschap als Christus Zichzelf openbaart als de van God gegeven Zaligmaker. Hij is de ware vreugde des harten. Hij is het leven, ja Hij alleen. Het hart dat door genade Hem zoekt, wordt nooit verzadigd.
Is Hij voor u ook het leven?

Ds. A. Bac