banner_kerk4.jpg
joomla responsive menu free

Christus, het Leven

"Ik leef en gij zult leven."

Johannes 14:19c

Christus is het Leven. Hij is met de Vader en de Heilige Geest de Bron van alle leven. Door onze val in Adam hebben we ons van de Bron des levens losgemaakt. Daardoor hebben we niets dan de dood overgehouden. Het ware leven zijn we kwijt. Geestelijk zijn we dood door de zonden en de misdaden. Maar ook naar het lichaam moeten we sterven. En... als we onbekeerd sterven, gaan we eeuwig verloren. Maar nu zegt Christus: "Ik leef en gij zult leven". Hij, het Leven, is gestorven onder het gewicht van de toorn Gods tegen de zonde op Golgotha. Maar ten derde dage is Hij opgestaan uit de doden. Op Goede Vrijdag hebben Jozef van Arimathéa en Nicodemus Hem ten grave gedragen. Maar op de paasmorgen wint het Leven het van de dood. Zijn offer voldeed aan de gerechtigheid Gods. De macht van de zonde is gebroken. Het ware leven brengt Christus uit de dood weer tevoorschijn.
Nog verder gaat Zijn werk. Hij deelt dit ware leven ook mee. Hij zegt: "Ik leef en gij zult leven". Van nature hebben we geen oog voor deze genade van God. Dan is er geen begeerte naar dit leven. Maar als de Heere ons wederbaart door Zijn Woord en Geest, dan worden we innerlijk bepaald bij de dood die wij ons hebben onderworpen. Daardoor maakt de Heere plaats in ons hart voor deze genade. Ten eerste zien we de dood rondom ons in de wereld. Onze ogen worden geopend dat het ware leven daar niet is. Alles in de wereld roept ons toe: "bij mij is het niet". Overal zien we de dood opgeschreven. Hoe ledig en arm staan zij op de wereld. Zij missen God, de Bron des Levens. Daardoor missen zij alles. Maar door de nieuwe geboorte uit God zien zij niet alleen de dood rondom zich, maar gaan zij ook de dood in zichzelf vinden. De Heilige Geest ontdekt hen aan de diepste oorzaak waarom God voor hen de Bron des levens niet meer kan zijn, namelijk de verdorvenheid des harten. Daardoor kunnen we God niet meer dienen en maken we zelfs met onze beste werken onze schuld steeds groter. Vervolgens zien zij de dood ook boven zich. Gods rechtvaardigheid ontdekt zich en roept hen toe: "De ziel die gezondigd heeft zal de dood sterven".
Daardoor wordt het werkelijkheid in hun leven: "ik wilde vluchten maar kon nergens heen, waar de dood mij voor ogen scheen". En tenslotte gaat de zondaar zichzelf toeroepen, dat hij de dood verdiend heeft. Het is rechtvaardig als God hem verstoot. Maar Christus zegt: "Ik leef en gij zult leven". Zij aanvaarden de dood, het rechtvaardig oordeel van God op de zonde. Maar Christus zegt het anders. Hij maakt Zichzelf door de beloften van het evangelie aan de schuldverslagenen bekend.
Welk een wonder als zij op Hem mogen zien, Die de Bron des levens is, die door Zijn lijden en sterven de dood heeft overwonnen en het ware leven heeft teruggebracht.
In de zaligmakende kennis van Christus krijgt de mens oog hoe groot de verlossing is, die in Christus is. Er ontstaat een hartelijke begeerte naar Hem, waardoor zij met Paulus alles schade en drek achten om de uitnemendheid die in Hem gevonden wordt.