Inscherpen
"En gij zult ze uw kinderen inscherpen..."
Deuteronomium 6 vers 7a
Deze woorden zijn uit de afscheidspreek van Mozes tot het volk Israël. Met grote ernst, bewogenheid en liefde houdt hij ze Gods heilzame geboden voor. Hij spreekt met hen over de plichten van de ouders en opvoeders. Hun grote verantwoordelijkheid in de opvoeding en het onderwijzen van en leiding geven aan onze kinderen, aan onze zorgen toevertrouwd. Dit moet een zaak zijn van het hart. Het hart bepaalt ons denken, doen en laten, onderwijzen, handelen en wandelen, onze levenswijze en levensstijl. Vanuit het hart zijn immers de uitgangen des levens.
Mozes spreekt tot de duizenden, daar bij de Jordaan: Zo zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, met uw ganse hart, en met uw ganse ziel, en met al uw vermogen. En deze woorden, die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen... (vers 5-7a). De man Gods roept het volk op hun kinderen op te voeden in de lering en de vermaning des Heeren. Dat is nodig, zeker als ze straks in Kanaän zullen wonen. Hoe groot zullen dan de verleidingen, de verzoekingen van de zonde zijn. Hoe groot is het gevaar niet dat de grenzen die de Heere heeft gegeven in Zijn Woord en wet uitgewist zullen worden? En daarom klinkt in de woestijn de goddelijke opdracht tot een Bijbelse opvoeding.
Maar die opdracht geldt ook u, (pleeg)ouders, opvoeders en ambtsdragers in 2013: Gij zult ze uw kinderen inscherpen (7a). Dat is onze heilige plicht, uw dure roeping. In een boze tijd, een ondergaande wereld. Gij zult... Het is een goddelijke eis. Een goddelijk bevel. U zult er eenmaal verantwoording voor af moeten leggen. Het bloed van uw kind(eren) zal van uw hand geëist worden. Weegt dat?
Inscherpen. Bij inscherpen denken we aan het slijpen van een wapen, een zwaard dat gewet moet worden, zodat het geschikt gemaakt wordt om te strijden. En zo moet u uw kind(eren), onder biddend opzien om de hulp en de toepassende bediening van de Heilige Geest, Gods Woord, Zijn heilzame geboden inscherpen. Hen voorbereiden, klaarmaken voor de strijd in deze wereld. Om door herscheppende en oefenende genade de goede strijd van het geloof te mogen strijden, als uit kracht die God verleent.
Nee, u kan ze niet bekeren, dat kon Mozes ook niet. Wel moet u ze eerlijk het ene nodige voorhouden. Met hen spreken over hun verloren bestaan voor God. Altijd maar weer benadrukken het wonder van de wedergeboorte. Ook met hen spreken over het alles reinigende bloed van het Lam. Inscherpen dat er twee wegen zijn, drie stukken die gekend moeten worden en één Naam tot zaligheid.
Inscherpen wijst ook op een andere zaak. Bij inscherpen is er sprake van hard, weerbarstig materiaal. De kinderharten, uw hart, mijn hart, ze zijn hard, weerbarstig. Ook van onze kinderen geldt: wie zal een reine geven uit een onreine? Immers niet een ... Het predikt hun en onze diepe val en verlorenheid in Adam. En toch klinkt de opdracht, Gods eis tot inscherpen door met hen te spreken en voor te leven. En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij neder ligt, en als gij opstaat... (vers 7). Ja, spreken en voorleven horen bij elkaar. We moeten onze kinderen ervan spreken en voorleven. En daarom moeten Gods woorden in ons hart zijn. Het inscherpen begint vanuit het hart, vanuit de binnenkamer, op uw knieën. En daar leren wij dat wij onze kinderen niet bekeren en voor de zonde niet bewaren kunnen. Ja, het rechte inscherpen is in eigen kracht onmogelijk. En zo brengt deze opdracht ons op de knieën bij de HEERE.
In deze weg wordt er plaats gemaakt voor Hem, de grote Profeet en Leraar, Die de woorden van God in Zijn hart droeg. Het was Zijn hoogste lust en vermaak om de wil van Zijn Vader te doen. Hoe noodzakelijk is het dan om met deze goddelijke eis tot Bijbelse opvoeding bij Hem terecht te komen. Elke dag. Bij Hem is raad. Bij Hem alleen. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Dan worden en blijven ouders, opvoeders en ambtsdragers bedelaars aan Gods genadetroon. En dan zorgt Hij voor de vrucht...
Ds. D.W. Tuinier