Horen en spreken
"Hoor, Israël! ... En gij zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken"
Deut. 6:4 en 7
De spandoeken langs de weg herinneren ons er weer aan dat de scholen zijn begonnen. Na de zomervakantie van zes of zeven weken is het schoolleven weer van start gegaan. Rekenen, taal, lezen, schrijven, aardrijkskunde enz. vragen om aandacht. De één heeft er zin in om al deze dingen weer op te pakken, de ander houdt er niet zo van. Zeker voor de "doeners" is school, huiswerk, repetities en wat er allemaal nog meer bij komt kijken, minder boeiend. Maar er zal geleerd moeten worden. Diploma’s zijn nu eenmaal belangrijk. In de huidige maatschappij gaat het om kennis en vaardigheid. Je moet dikwijls ook doorleren om bij te blijven. Vandaar allerlei vormen van bijscholing en nascholing. In de Bijbel is onderwijs ook erg belangrijk. Daarbij gaat het niet om kennis die je alleen maar opslaat in het verstand. Het gaat om een kennis in het hart. Hier is de Heilige Geest de Onderwijzer. Door de genade van de nieuwe geboorte werkt de Geest Godskennis, zelfkennis en Christuskennis. Dat is toch het allerbelangrijkste in ons leven?! Wij en onze kinderen hebben bekering en vergeving van zonden nodig. Daar spreekt de Heere Zelf van in Zijn Woord. "Hoor, Israël!" Hoor, jongeren, ouderen…! Wat is het bijzonder dat de Heere ons oproept om te horen. Het zou geen onrecht van God geweest zijn wanneer Hij na onze diepe val in de zonde nooit meer iets van Zich zou hebben laten horen. Wat een goedheid dat de Heere tot ongehoorzamen en schuldigen wil roepen: "Hoor naar Mij". De roep om te horen heeft een bijzondere inhoud. "De HEERE, onze God, is een enig HEERE!" Uniek is God. Hij is de enige, waarachtige, eeuwige God. Niets en niemand is er met Hem te vergelijken. Deze hoge God vraagt om gehoorzaamheid. Hij wil gehoord worden in de weg van bekering en geloof. Zo maakt God aanspraak op ons leven. Hij wil gediend en gevreesd worden. Wat een bewogenheid zit er achter deze oproep om te horen. De Heere Jezus was met innerlijke ontferming bewogen bij het zien van de schare. Zo roept de Heere verloren zondaren toe om weder te keren, niet door te gaan op de doodlopende weg van de zonde. De bewegingen van Gods barmhartigheid gaan schuil achter de oproep om te horen. Er gaat een dringend appèl van deze woorden op ons uit. De Heere vraagt om de liefde van ons hart. "Zo zult gij de HEERE, uw God, liefhebben, met uw ganse hart, en met uw ganse ziel, en met al uw vermogen" (vers 6). Hij vraagt het ons heel persoonlijk. Ja, Hij gebiedt dat Zijn woorden in ons hart zullen zijn. Wat een wonder wanneer de woorden van God door je hart heengaan, zich vasthechten in ons binnenste met kracht van overtuiging. Dat brengt zelfveroordeling en verootmoediging met zich mee. Jesaja vreesde toen hij de stem van de Heere hoorde. Dan ontdekken we alles te kort te komen aan het spreken van God. Wat wordt het tot schuld de stem van de Heere ongehoorzaam te zijn geweest. De enige God niet hoog te hebben gehouden maar zoveel naast, zelfs boven Hem, te hebben gediend en liefgehad. Nog dieper gaat de nood. Want als de Heere de enige God is, dan moet ik deel aan Hem hebben. Buiten Hem is immers geen leven, maar eeuwig zielsverderf. Kennen wij de worsteling deze enige God te kennen, dienen en vrezen? Dat het zo sterk leeft in het binnenste: "mijn hart heeft U van node"? Welk een wonder wanneer de Heere ons bekend maakt hoe Hij onze God kan en wil zijn, om Jezus’ wil! Dat God Zijn volheid vermaakt aan onwaardigen op grond van de verdiensten van Christus. Te mogen leven van de vrije gift van Gods eeuwige liefde. Dan doet de Geest ons wonderen op wonderen horen. Het gaat om horen maar ook om spreken. Wat wij van God leerden hebben we door te geven aan onze kinderen. "Gij zult ze uw kinderen inscherpen". Als het ware met een slijpsteen ingraveren in de harten. Hoe dat moet? Door daarvan te spreken, zegt de Heere, overal waar je staat of gaat. Thuis en onderweg. Het gaat erover dat het Woord van God heel ons leven, geheel ons doen en laten, stempelt. Denk aan Psalm 78! "Wij zullen het niet verbergen voor hun kinderen, voor het navolgende geslacht, vertellende de loffelijkheden des HEEREN, en Zijn sterkheid, en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft". Komt het er van in ons leven om anderen te vertellen van het Lam en het bloed, van de weg der zaligheid in de Heere Jezus Christus? Wie zelf ging horen van de wonderen van Gods genade, zal er niet van kunnen zwijgen. De mensen om ons heen, onze eigen kinderen en jonge mensen, onze collega’s en medestudenten enz. moeten het toch horen dat de Heere de enige is, dat Hij hoger is dan alle goden, dat het zalig is om Hem te zoeken, dienen en vrezen. Om het vuur bij anderen aan te steken moet je zelf wel vurig van Geest zijn. Eerst horen, dan spreken. Laat de scholen dan maar beginnen.
Ds. W. Harinck