banner_kerk2.jpg
joomla responsive menu free

Aan de vrucht wordt de boom gekend

"En hij predikte terstond Christus in de synagogen, dat Hij de Zoon van God is."
Handelingen 9:20
 
Saulus van Tarsen is door de Heere op weg naar Damaskus stilgehouden, gearresteerd. Zijn blazing met dreiging en moord tegen de gemeente des Heeren is veranderd in een vragen naar Zijn wil. De leeuw werd een lam. Zijn lichamelijke ogen werden tijdelijk wel blind, maar hij ontving geestelijke ogen. Hij ontving licht van boven. Daarin zag hij naar boven en naar binnen, zag hij Wie de Heere is en wie hij zelf was. Maar hij kreeg ook een oog van geloof om op Christus te zien als Zijn Zaligmaker. Het woord door Ananias gesproken werd daarvoor als middel gebruikt. De boodschap van het evangelie viel in de toebereide bodem van zijn hart en bracht rijke vrucht voort. Die vrucht komt naar buiten openbaar. Hij krijgt de discipelen van Christus, die hij eerst haatte, lief. Hij voegt zich bij hen, die hun leven vonden in de Naam van de Heere Jezus. Het is hem een wonder geweest, dat hij werd aanvaard. Dan zal hij zelf teruggekomen zijn op wat eerst zijn bedoeling was en werd ook daarin vergeving nodig. Zo vond hij zijn blijdschap in de omgang met de discipelen van de Heere Jezus. Maar ook zijn de discipelen met hem verblijd. Wat waren ze bang voor hem geweest. Hun gebed om verlossing is verhoord, de vijand werd een vriend. De liefde tot de Heere verbond hen ook aan elkaar. Johannes schrijft: En hieraan weten wij dat wij uit de dood zijn overgegaan in het leven, dat wij de broeders liefhebben. In de hemel is er blijdschap over één zondaar, die zich tot God bekeert. Maar deze blijdschap vinden we ook op aarde als Gods werk openbaar komt. Hier wordt de gemeenschap der heiligen beoefend. Wie aan de Heere verbonden is, is ook met de Zijnen verbonden. Geldt dat u ook, lezer(es)? Of proberen we de wereld en de Heere te kunnen dienen? Schuwen we hen, die de Heere vrezen, al zijn we uitwendig godsdienstig? Als de liefde Gods in onze harten is uitgestort, is er ook liefde tot de Zijnen. Het hart van Saulus is vol van de Heere. Daar loopt zijn mond van over. In Hem vond hij zijn zaligheid, toen zijn wegen volkomen afgesloten werden en hij voor God geen bestaansgrond meer had. Maar toen het wonder hem geopenbaard is, dat er zaligheid is in Christus Jezus voor zondaren, kon hij er niet van zwijgen. Zijn liefde strekt zich niet alleen uit tot de broeders, maar hij begeert ook anderen deelgenoot te mogen maken van het heil in Christus. Daarom predikt hij terstond Christus in de synagogen. Misschien vinden sommigen dat hij hard van stapel loopt. Maar is ons hart wel eens zo vol geweest van Hem, zodat de drang leefde van Hem te mogen spreken? Al kan niet iedereen de preekstoel op, er is dan toch heus wel gelegenheid om goed van de Heere te spreken. Dan weegt het gewicht van de ziel van de naaste ook op ons hart. Hij gaat niet de synagogen in met zijn eigen naam of met zijn bekering. Van meet af aan is zijn spreken en ook zijn bediening getekend en gekarakteriseerd door deze Naam. Hij wenste niets anders te weten, dan Jezus Christus en Dien gekruisigd. Wat is dat een rijke genade! Het gevaar is groot, als de Heere een bijzondere of diepe weg met ons gaat, dat de nadruk daarop wordt gelegd. Het gevaar is niet denkbeeldig daar de bekeerde man of vrouw mee te worden. Maar Saulus verkondigt Christus. Hij zoekt het behoud van zijn hoorders en weet dat die alleen in Hem ligt, opdat ze als arme en verloren zondaren in zichzelf in Christus hun zaligheid zouden zoeken. Dat heeft hij zelf geleerd. Wat voor hem nodig was, en mogelijk was bij God, is ook voor een ander noodzakelijk, maar ook mogelijk. Hij leefde door Christus, maar ook voor Hem. Dat deed hem het heil van de naaste zoeken. Zo heeft hij de Joden gewezen op de grote liefde Gods, Die Zijn eniggeboren Zoon zond. Hij voldeed aan Gods recht en baande de weg waarlangs zondaren met God verzoend konden worden. Van dat wonder kan Paulus niet zwijgen. Waar het hart vervuld is met heilbespiegelingen, wil men het schoonste lied van deze heerlijke Koning zingen. Kent u dit verlangen? Hebt u het gekend, maar zwijgt uw mond nu? Laat het uw verlangen zijn zo tot eer van de Heere en tot nut van de naaste te mogen spreken.

Ds. H. Paul