Want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering
"Want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering"
Matth. 9:13b
Het huis van Levi is vol mensen. De Heere Jezus zit daar aan de maaltijd met Zijn discipelen. Maar ook met vele tollenaars en zondaren. Het is een maaltijd die Levi heeft aangericht. In Lukas 5:29 lezen we: En Levi richtte Hem een grote maaltijd aan. Laten we daar niet overheen lezen. Levi, die door de Heere Jezus uit het tolhuis geroepen was, toont er zijn dankbaarheid in. Maaltijden hadden in het Oosten een zinvolle betekenis. Ze droegen het beeld van een gemeenschapszin. Levi doorleefde iets van de grote genade hem bewezen. Dat maakte hem gunnend. Het was tevens een afscheidsmaal aan de wereld. Levi heeft vele vroegere vrienden genodigd om ze met de Heere in aanraking te brengen. Wat hij moest verlaten, moesten ook zij verlaten.
Wij zullen allen de wereld moeten leren verzaken. We kunnen allemansvriend niet blijven. Er lag ook een evangeliserend element in het afscheid: "Kom, ga met ons en doe als wij". Maar zo niet: dan moeten onze wegen scheiden. Zo neemt Levi afscheid van de goddeloze wereld, maar om dan met Christus ook vervolgd te worden door de vrome wereld.
De Farizeeën hebben ernstige bezwaren tegen het aanzitten van Christus aan die maaltijd. Wat blijft hun oog gesloten voor het doel van Jezus' komst. Hun bezwaren maken ze bekend aan de discipelen: "Waarom eet uw Meester met de tollenaren en zondaren?" Zo willen ze de maaltijd in het huis van Levi bederven. Maar de Heere laat de gelegenheid niet voorbijgaan hen door Zijn Woord te onderwijzen. Ook deze vijandige Joden mogen horen wat tot hun zaligheid strekt. Opdat ze zich zouden leren kennen en Hem nodig zouden hebben, Die gekomen is om zondaren zalig te maken. Zo houdt de Heere hen voor dat Hij niet kwam om te roepen rechtvaardigen. Zijn die er dan? Gods Woord zegt toch dat er niemand rechtvaardig is, ook niet één? Inderdaad, maar de Farizeeën waren in eigen oog rechtvaardig, onberispelijk in het onderhouden van Gods geboden. Het is een geslacht dat "rein in zijn ogen is, maar van hun drek niet gewassen". De Farizeeër in de tempel is er een voorbeeld van. Wat een blindheid, wat een zelfverheffing op hetgeen geen grond heeft. Hoe onbarmhartig is de mens, als hij zich verheft op eigen rechtvaardigheid. Hoe blind voor de werkelijkheid!
Laten we echter niet te veel naar hem wijzen. Dan zouden we denken van die zonde vrij te zijn. Ontdekking is nodig om te leren dat de Farizeeër in eigen hart aanwezig is. En wat in eigen oog hoog is, is een gruwel voor God.In ons aller leven is het werk van de Heilige Geest nodig. Die maakt ons zondaar voor God. Want daardoor wordt het rechte schuldbesef gewerkt, dat ons onze verhouding met God leert kennen. Daardoor wordt ook de droefheid naar God gewerkt over de zonde. Ze worden voor de Heere beleden, gehaat en gemeden. Verzoening met God wordt in ons leven noodzakelijk. Kennen we dit werk in ons hart, lezer(es)?
Dan wordt het een wonder dat er Eén gekomen is om te roepen: zondaars tot bekering. Tot een terugkeer tot God met de innerlijke smart over en afkeer van de zonde. Wie zo zondaar voor God geworden is, rust niet eerder voor dat hij of zij in Gods oog rechtvaardig is, nl. in een Ander, de Heere Jezus Christus.
Calvijn merkt op: "dat wij ons gaarne met de onreinsten in dezelfde Fontein laten wassen, om de gerechtigheid die Christus aan onrechtvaardigen, het leven dat Hij aan doden en de verlossing, die Hij de verlorenen zonder enig onderscheid te maken aanbiedt, niet van ons te stoten". Is dat geen kostelijke raad?
Ds. H. Paul