Arm geworden – ook voor u, voor jou?
"Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden."
2 Korinthe 8:9
De apostel Paulus schrijft in deze brief aan de gemeente van Korinthe over de inzameling die voor de arme gelovigen in Jeruzalem gehouden wordt.
De gemeente daar werd vervolgd en verschillende christenen waren gevlucht. Degenen, die achtergebleven waren, leefden in zeer behoeftige omstandigheden. Als dan ook de apostelvergadering samenkomt wordt hun nood besproken en besloten dat in alle gemeenten een collecte gehouden zal worden.
Paulus schrijft daar nu over aan de gemeente van Korinthe. Hij voert daarbij verschillende redenen aan, waarvan de belangrijkste in onze tekst gevonden wordt, om deze gemeente tot offervaardigheid te bewegen. Want gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. Met andere woorden: uit Christus' vrijwillige armoede vloeit de ware rijkdom voor zondaren en als je daar iets van kennen mag, zou je dan ook geen bewogenheid kennen met de naaste in nood?
Want gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus.
Inderdaad, dat wist de gemeente van Korinthe. Zij wist dat door de prediking van het Woord. De apostel had onder hen het Evangelie gepredikt en die prediking van Jezus? vernedering en verhoging had in hun leven rijke vruchten gedragen. Christus wás rijk, zegt de apostel hier! Rijk in macht, rijk in liefde en heerlijkheid in de hemel. Hij kon getuigen: al wat de Vader heeft, is Mijne. Maar wat deed Hij? Hij werd mens! Hij onderwierp Zich aan de gevolgen van de zonde. Hij ging delen in het leed en de nood, die door de zonde over de wereld heen stroomt. Zó arm is Hij geworden! En met welk doel?
Opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden!
Christus is arm geworden als gevolg van onze zonden. Eens zijn wij goed en naar Zijn beeld door God geschapen. Maar de eerste Adam is gevallen en wij met hem. Wij hebben de aarde verloren en de hemel verloren en bovenal: wij hebben God verloren.
Wij leven niet meer in gemeenschap met Hem. Wij houden Zijn geboden niet. Als profeet vermelden we Gods lof niet meer. Als priester buigen we voor het altaar van onze afgoden en offeren tot eigen eer. Van koning zijn we bedelaar geworden. Voorgoed en volkomen hebben wij de deur van Gods gemeenschap dichtgedaan. Maar weet je wat nu zo vreselijk is? Wij hebben daar van nature heel geen last van. Met al onze zonde en armoede menen we “rijk en verrijkt te zijn en geen dings gebrek” te hebben.
En dan kunnen we zien op de armoedige omstandigheden waarin Christus op aarde verkeerde, maar de diepe réden van Zijn armoede zien we dan voorbij, namelijk Zijn geheel vrijwillige liefde tot verloren zondaren.
Om úwentwil deed Hij het, zegt Paulus. Daarom is Christus in de nacht van ons zondebestaan afgedaald. Hij is een vloek geworden om vloekwaardigen met God te verzoenen. Zie dan nu de onmetelijke rijkdom van Christus, het vleesgeworden Woord.
Hij werd arm voor mensen, die hun eigen ongeluk gezocht hebben; die zichzelf arm gemaakt hebben. Voor zulken verliet Hij zijn hemelse heerlijkheid, opdat zij door Zijn armoede rijk zouden worden. Deze geweldige boodschap mag met het Kerstfeest weer verkondigd worden, opdat zondaren van deze genade zouden weten. Paulus schrijft: gij wéét…! Deze twee woorden van de tekst mogen we niet over het hoofd zien en we moeten ons afvragen: weet ook ik van deze genade?
Ja, met ons verstand weten we er allemaal van. De boodschap van de Bijbel werd de meesten van ons al verteld, toen we nog erg jong waren. Toch is dit weten met ons verstand alleen niet genoeg. Tussen weten en weten is een groot verschil. De apostel bedoelt hier: weten door het gelóóf. De gelovigen te Korinthe kenden Gods genade door ervaring in het hart, bij bevinding. En dat hebben ook wij nodig. Want anders staan we buiten de genade Gods en dat wil zeggen buiten Christus. Van de genade van Christus wéten, die genade kénnen, dat is wat anders dan een geschiedenislesje kennen. Het kennen van de genade van Christus is een zaak van doorleving. Het is een wetenschap die geleerd wordt op de school van de Heilige Geest. Als de Heere onze ogen opent voor ons zondaar-zijn, dan gaan we leren, echt wéten, hoe ontzettend arm we door de zonde geworden zijn: geen ware liefde tot God en Zijn geboden; geen geloof om te kunnen geloven; geen macht om vruchten der dankbaarheid voort te brengen.
Dat is de weg, waarin de Heere plaats maakt in ons hart en leven voor een rijke Christus, Die arm wilde worden opdat Hij armen met Zijn goederen vervullen zou. In Hem is gerechtigheid, heiligheid en volkomen verlossing.
Door de toepassing van de Heilige Geest ontvangen wij Hem door het geloof in ons hart. En de geringste geloofstoe-eigening van deze arm geworden Zaligmaker vervult ons hart met een onuitsprekelijke vreugde en blijdschap. Maar ook met liefde. Liefde tot Hem, Die, daar Hij rijk was, arm wilde worden, opdat Hij armen voor eeuwig rijk zou maken. Wéét je van die genade? Werd Hij arm – óók voor u, voor jou?
Ds. J. Driessen