banner_kerk1.jpg
joomla responsive menu free


De les van de mieren

"Ga tot de mier..."
Spreuken 6:6

Enkele weken geleden maakten de nieuwsberichten melding van een mierenplaag. De mierenlokdoosjes waren totaal uitverkocht. Wij ervaren mieren soms als een plaag. Natuurlijk is het vervelend als ze door de keukenkastjes kruipen en de jampot weten te vinden of als de suikerpot door een leger mieren wordt aangevallen. In vergelijking met landen in de tropen hebben wij niet eens zo veel last van deze insecten. Tijdens een bezoek aan het zendingsveld in Guinee ontdekte ik kleine zwarte stipjes in het stokbrood. Het zijn mieren die in het meel zitten en die gewoon meegebakken worden in het brood. Ondertussen zijn de mieren in de tropen wel de grote opruimers en doen ze goed werk.
Tegenover de negatieve gedachten die wij bij mieren hebben spreekt de Bijbel juist positief over deze kleine beestjes.
In Spreuken worden we gewezen op de ijver en de inzet waarmee de mieren hun werk doen. Ook Agur, in het één na laatste hoofdstuk van Spreuken, wijst op de mieren: "Deze vier zijn van de kleinste der aarde; doch dezelve zijn wijs, met wijsheid wel voorzien. De mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden zij in de zomer haar spijs".
In Israël wemelt het van de mieren. Kleine en grote. In de Spreuken zal het gaan over de oogstmier. Deze mier verzamelt in de zomer een voorraad zaden en slaat ze op in ondergrondse galerijen. Zaden die zouden kunnen ontkiemen, worden verwijderd en buiten het nest gedeponeerd, om later als voedselbron te dienen.
Ga maar kijken, zegt Salomo, hoe hard de mieren werken. Leer en wordt wijs van de mieren. Onder hen is geen leider, geen aanvoerder, geen koning. Ze halen in de zomer hun voedsel binnen en leggen in de oogsttijd hun voedsel aan.
Iedere mier kent z'n plaats in de mierenstaat. Er wordt op een efficiënte manier samengewerkt om voor de koningin en haar larven te zorgen. Mieren weten instinctief dat hun leven afhangt van het tijdig inzamelen.
Begint u, begin jij, te zien welke lessen we van de mieren kunnen leren. Wij mensen hebben de neiging om dingen uit te stellen en gaan liever luieren in de zon. Maar, zegt Salomo, die weg leidt tot armoede en gebrek. Daarom "ga tot de mier…"
God heeft ook de mieren geschapen. Door onze zonde worden ook deze schepselen een plaag voor de mens. Ondanks de gebrokenheid van de zonde zijn er belangrijke lessen te leren uit het bestaan en het leven van de mieren.

Salomo zegt dat vooral de luiaard naar de mier moet kijken. Dan kan hij het verschil zien tussen het gedrag van deze diertjes en dat van zichzelf. Ze zijn ijverig terwijl hij niet meer is dan een luiwammes. Wat ontbreekt het ons dikwijls aan ijver. Uitstel kenmerkt de tijd waarin wij leven. De opgroeiende generatie wordt wel "uitstel" generatie genoemd. Je vraagt je af van wie ze het geleerd hebben. Het zit in ons om belangrijke beslissingen, grote klussen, uit te stellen. De mieren gebruiken hun tijd. In de zomer werken ze aan hun voedselvoorraad. Hoe gebruiken wij onze tijd? De mieren leren ons om nu te werken aan de toekomst. Daarbij gaat het niet alleen om een diploma en een positie in de maatschappij. Er ligt ook de les in om het heden van de genadetijd te gebruiken om Heere te zoeken. Wil toch geen geestelijke treuzelaar zijn die er te laat achter komt het belangrijkste te missen. Zoek nu deel te krijgen aan Christus en Zijn gerechtigheid. Dat geldt ouderen maar vooral jongeren. De wijze Salomo spreekt immers vooral tot jongeren. Als een knecht van God wil hij levenslessen meegeven. "Mijn zoon, mijn dochter, ga tot de mier…"
Aan het begin van het nieuwe schooljaar en aan het begin van een nieuw kerkelijk seizoen is het goed om naar de mieren te kijken. Jonge vrienden, jullie moeten je vooral op tijd met de toekomst bezighouden. Natuurlijk is onze aardse toekomst belangrijk. Opleidingskeus, beroepskeus enz. zijn belangrijk voor je verdere leven. Neem je jonge leven met de keuzes die er aan verbonden zijn serieus. Het gedrag van de mieren is een oproep van je Schepper om niet lui maar ijverig te zijn. De Heere heeft ons toch de opdracht gegeven om te werken? Het is toch een zegen als je werken en studeren kan?
We denken ook aan het uiteindelijk doel van ons leven! Het gaat toch om bekering tot God, om vergeving van zonden, om een leven tot Zijn eer en de eeuwige zaligheid. Het is wijs om de middelen die God daarvoor gegeven heeft goed en op tijd te gebruiken.
Wanneer de winter komt is het voor de mieren te laat om hun eten bij elkaar te krijgen. Daarom werken ze in de zomer. Laten we in de zomertijd van ons leven de Heere toch zoeken. Nu is de zaligheid in Christus nog te vinden, zelfs voor de grootste van de zondaren. Nu komt het Woord nog tot ons. Nu gaat de Bijbel nog open. Straks is het te laat! Als de dood komt is de genadetijd voorbij.
Een mier is klein en kwetsbaar. Met één voetstap trap je er zo tientallen dood. Wij denken heel wat te zijn maar in werkelijkheid zijn we ook maar kleine, kwetsbare mensen. De kracht, de gezondheid die we bezitten is uitermate breekbaar. Weinig is er voor nodig om onze lichamelijke en psychische gezondheid te knakken. Sla het gebed om Gods bewaring en zegen geen dag over!
Samen bereiken de mieren veel. Een mier op z'n eentje bereikt niets. Daarom wordt van de mier gezegd dat het een onsterk volkje is. De wijsheid van de mieren zit in het tijdig zorgen voor hun toekomst en voor die van hun nageslacht. In de winter worden namelijk de jonge mieren geboren. Bovendien zorgt de ene generatie voor de andere. Binnen de gemeente hebben we elkaar nodig. Laten ouderen de jongeren toch biddend meedragen. Het is niet zo maar iets om voor de jeugd van de gemeente genade te zoeken bij God! Ook spreekt de Bijbel over de hand en de voet die elkaar niet kunnen missen. Dat vraagt de Heere in Zijn Woord ook van ons: "Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van één gevoelen zijnde".

Ds.W.Harinck