banner_kerk2.jpg
joomla responsive menu free


De raad van Gamaliël

"..want indien deze raad of dit werk uit mensen is, zo zal het gebroken worden.
Maar indien het uit God is, zo kunt gij dat niet breken..."
Handelingen 5:38 en 39

Het is een bijzondere tijd, de tijd na Pinksteren. Vele mensen werden tot God bekeerd. En als God werkt, wie zal dat dan keren? Het noorden gaf en het zuiden hield niet terug, zonen werden gebracht van verre, en de dochters van de einden der aarde. De HEERE maakte Zijn Woord waar dat Hij door de profeten van de oude dag had laten profeteren.
Het werk van de HEERE staat altijd in het teken van de strijd. Zo ook in de dagen na Pinksteren. Petrus komt in de gevangenis terecht. Satan is altijd bezig om Gods knechten monddood te maken. Het Sanhedrin had de apostelen bezworen niet meer in de Naam van Jezus te spreken. De apostelen konden niet zwijgen van die enige Naam onder de hemel gegeven tot zaligheid. Zij waren God meer gehoorzaam dan de mensen. Opnieuw staan de apostelen voor het Sanhedrin. Opnieuw maakt Petrus zich vrij van hun bloed. De woorden van de apostel vielen in vijandschap, hun harten berstten van vijandschap. Juist dan gaat Gamaliël spreken.
Hij wijst hen op twee mannen die nog niet zolang geleden geleefd hadden. Hij wil het werk van de apostelen vergelijken met dat van Theudas en Judas de Galiléër. Inderdaad droeg het werk van deze mannen de eigenschappen van mensenwerk. Deze mannen hadden zichzelf opgeworpen als leidslieden. Wilden wat groots zijn. De een op godsdienstige wijze, de ander op wereldse wijze, maar een werk uit de mens. Zij bedoelden hun eigen eer. Zij wilden wat zijn. Zij moesten alle krachten gebruiken om hun werk in stand te houden. Het bleek inderdaad het werk van mensen te zijn, het was gebroken. Zo is het met al het mensenwerk. Dat wij ons zouden toetsen aan de woorden van Gamaliël. Wie is er begonnen, God of u? Wat bedoelt u met al uw godsdienstige verrichtingen? Gaat het u om Gods eer of om uw eigen eer? Misschien is het goed voor Gamaliël dat hij zich toetst aan zijn eigen rechtzinnige woorden. Gamaliël, is uw godsdienst mensenwerk of Gods werk? Gamaliël hoefde over deze vraag niet na te denken. Hij was een zoon van Abraham, hij was besneden, hij was een wetgeleerde. Hij deed precies wat hij moest doen. Hij gaf een ieder het zijne. Hij bad op de gezette tijden. Er was op hem toch niets aan te merken. Zijn godsdienst bestond uit doen en laten. Hij wist niet dat hij met zijn eigen woorden zichzelf veroordeelde. Zijn hele
Gereformeerde Gemeente Moerkapelle godsdienst opgetrokken uit plichten en eisen. Door een gebroken werkverbond aan de zaligheid te komen. Het is mensenwerk, dat gebroken zal worden. Mooie woorden waarmee hij het werk Gods verachtte. Het was immers duidelijk geworden dat het werk van de apostelen Gods werk was. Hij zegt heel rechtzinnig: u moet het nog maar eens laten overwinteren en overzomeren. Terwijl het werk Gods duidelijk gebleken was.
Had hij goed geluisterd naar de prediking van Petrus, hij had het werk Gods kunnen beluisteren. Petrus, die het wist dat God hem opgeraapt had van het vlakke van het veld. Die wist van het onwederstandelijke en krachtdadige werk van Gods Geest. Waar de prediking van de heilige wet hem als een schuldige gesteld had voor Gods aangezicht. Hij had het voor God mogen verliezen. De Heere had hem geleerd dat het niet ging om zijn eer, maar om Gods eer. Hij kon zeggen hoe die enige Naam van Jezus waarde gekregen had in zijn leven. Had God Zelf Zijn werk in het leven van Petrus niet in stand gehouden, het was verloren geweest. Voorwaar, dat werk zal niet gebroken worden, want het is uit God. De grote vraag in ons aller leven: Is ons werk uit de mens, of is het een werk uit God?
Beproef vrij van omhoog,
Mijn hart, dat voor Uw oog,
Alwetende, steeds open lag.

Ds. G. Beens