banner_kerk1.jpg
joomla responsive menu free


De levensles van de Levensvorst

"... zo zult gij uw handen uitstrekken ..."
Joh. 21:19m

In de dagen tussen Pasen en Hemelvaart blijkt de liefde van de Herder voor Zijn schapen steeds weer. Hoe Hij Zijn hand tot de kleinen blijft wenden, nadat Hij dood geslagen was. Nu in Galilea, aan het strand van de Zee van Tiberias, omringd door zeven van de elf, in gesprek met Petrus. Na een drietal vragen van de Hartenkenner, Die steeds lager afdaalde, heeft Petrus bedroefd zijn wederliefde beleden (vers 17).
De Herder bladert in het levensboek van Petrus, terugblikkend in het verleden zelfs mét de Herder. Zo beschamend: zoveel gesproken, gedaan, gelopen en zoveel eigenwijsheid, eigenwilligheid, en hoogmoed. En zo weinig ootmoed, afhankelijkheid en zelfkennis. Daaraan wordt hij juist nu herinnerd, zittend rond het vuur, verzorgd door Zijn hand.
Plechtig klinkt het 'voorwaar, voorwaar zeg Ik u...', het tweemaal 'amen' uit de mond van de waarachtige Getuige. Dat 'amen' heeft betrekking op het verleden en de toekomst in het leven der genade.
Wóórden heeft Petrus al zoveel gesproken. Wat is er van zijn beloften en belijdenissen terechtgekomen? Liefde moet blijken! God wordt verheerlijkt, in het volgen van de Herder, in het benodigen van Zijn Middelaarsbediening. De weg van het heden aan de oever van de Zee, tot het einde van het sterven, zal gekenmerkt worden door: '... zo zult gij uw handen uitstrekken...' Dat is de praktische levensles van de Herder der schapen Zelf van wat het wil zeggen: '... en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende' (Fil. 3:10). Zo zal de Levensvorst gekend worden en de kracht Zijner opstanding. Dit is een levensles, die alleen in de praktijk van het leven der genade door de Geest van Christus geleerd wordt.
VOLGEN is wat anders dan 'ik ga vissen' (vers 3), jezelf omgorden en in de zee werpen (vers 7), je druk maken over de toekomst van een ander (vers 20), vragen stellen die beginnen met 'maar...' (vers 21). VOLGEN (vers 19 en 22) is ingewonnen en bereid gemaakt worden tot de bediening van de overste Leidsman; de Ander Die hier spreekt, Die gordt en leidt naar Zijn wil. Op Zijn liefde, kracht en wijsheid komt het aan. Een onderwijzende en een dienende Jezus nodig te hebben, maar ook een lijdende en stervende Zaligmaker.
Hoe? Als een schuldige dwaas de handen uitstrekken! Zo anders als in de eerste tijd in het leven der genade. Hoe langer op de weg, hoe onwetender, behoeftiger, hulpelozer. Bij elke stap deze ANDER nodig. Geen stap
zonder deze geslagen Herder te kunnen zetten, te durven zetten, maar ook te willen zetten. In de gewillige overgave aan Hem: 'het is goed wat U doet'. Zo verheerlijkt Hij Zijn opstandingskracht. Het enige wat ze kunnen, is de handen uitstrekken: die vuile handen, slappe handen, hulpeloze handen! Dan door Hem, ontledigd en ontkracht, in ootmoedige, stille afhankelijkheid achter de Herder aan.
Waar zal deze weg eindigen? Dat kan Petrus weten: in de dood, aan het kruis. Wat verstaat hij er deze ochtend, na alles wat er gebeurd is in zijn leven, nog weinig van. Toch is het einde niet de dood, maar de heerlijkheid des Vaders. 'Want het Lam, Dat in het midden des troons is (Hemelvaart!), zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen' (Openb. 7:17).
Achter de Herder zal hen niets ontbreken. Hij blijft voorgaan, Hij verstoot niet, Hij is bij hen. Zou deze trouwe Herder die uitgestrekte handen niet zien? Het wordt niet eens bidden genoemd, want dat kunnen ze niet, maar: 'zo zult gij de handen uitstrekken...' In het bezwijken van hun vlees en hart zal Zijn genadekracht verheerlijkt worden. De Herder is boven in heerlijkheid, en Zijn schapen nu omkomen, wegzinken en straks buiten blijven? Dat duldt Gods glorie niet!
Waar zal uw weg eindigen, in de waan van onafhankelijkheid, achter de vader der leugenen aan? Hij zal u brengen, waar gij niet wilt. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: de ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem van de Zoon Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven. Die stem klinkt nog, hoe dwaas en hulpeloos u ook bent.

Ds.G.J. van Aalst