Zegenende handen
"...en Zijn handen opheffende, zegende Hij hen."
Lucas 24 vers 50
Het is veertig dagen na Pasen. Veertig dagen na Jezus' opstanding uit het graf. Veertig dagen van opzoekende liefde, zorg, troost en onderwijs aan Zijn kinderen, zijn voorbij-gegaan. Nu is het ogenblik aangebroken dat Hij heengaat.
Vanaf de Olijfberg vaart Hij op van de aarde naar de hemel. De woorden van onze overdenking vermelden ons de wijze van Zijn heengaan. Hij gaat heen met zegenende handen. Het zijn dezelfde handen die Hij eens op de kinderen heeft gelegd en heeft gezegend. Dezelfde handen heeft Hij uitgestrekt om een in de zee zinkende Petrus te redden. Deze handen hebben zieken genezen. Deze handen hebben zich tot Jeruzalem uitgestrekt:
Och, of gij ook bekendet, ook nog in deze uw dag, hetgeen tot uw vrede dient.
Deze handen heeft Hij Zijn discipelen getoond na Zijn opstanding. Thomas heeft Zijn handen willen zien voordat hij geloven kon dat Jezus echt was opgestaan. De apostel Johannes op Patmos mag deze (rechter)hand ervaren op zijn hoofd. Het zijn liefdevolle handen, betrouwbare handen. Borgtochtelijke handen.
Handen met littekens, bebloed. Daarmee heeft de lieve Borg en Zaligmaker het eeuwige leven, de zaligheid verdiend voor verloren zondaren. En daarom is er onder Zijn handen bedekking van hun schuld en verzoening van hun zonden.
Van Zijn handen en ogen geldt: Milde handen, vriendelijk' ogen, zijn bij Hem van eeuwigheid. Buiten deze handen zullen wij moeten omkomen en verloren gaan. Voor eeuwig.
Ja, deze handen heeft Hij opgeheven en heengaande naar het eeuwige Vaderhuis, heeft Hij Zijn jongeren gezegend. Over tien dagen, op het Pinksterfeest, zullen zij de volle rijkdom van die zegenende handen mogen ervaren. Vervuld met de Heilige Geest verkondigt Petrus de gekruisigde en opgestane Zaligmaker: "Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus Dien gij gekruist hebt." (Hand.2 vers 36)
Omdat Zijn handen doorboord zijn geweest, kan Hij tijdens Zijn Hemelvaart Zijn Kerk zegenend achterlaten. Ook zegenend meenemen in het binnenste heiligdom om haar Zijn Vader voor te stellen als een reine maagd, zonder vlek en zonder rimpel. Om vanuit de hemel, zittend aan de rechterhand van Zijn Vader, zegeningen uit te delen. Hij is immers opgevaren in de hoogte. Hij heeft de gevangenis gevankelijk gevoerd. Hij heeft gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij Hem te wonen. (Psalm 68 vers 19)
Deze zegenende houding heeft Hij nog niet afgelegd. Nog staat Hij met uitgebreide armen. Ook vandaag klinkt Zijn stem: Wendt u naar Mij toe, wordt behouden alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer. Deze handen, met daarin de littekens van de nagelen, kloppen nog aan de deur van uw/jouw hart. En Hij roept vermoeiden, belasten, verlorenen, ellendigen en nood-druftigen: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. (Matth. 11 vers 28)
De duizenden pinksterlingen mochten eeuwige zegeningen uit Zijn hand ontvangen. En zelfs heidenen mogen in deze weldaden delen. Wat ben je dan gelukkig en rijk. Arm in jezelf, maar rijk in Hem.
Vreselijk zal het zijn als we onbekeerd sterven. Nee, dan zijn het geen zegenende handen. Maar dan zal het uit Zijn mond klinken: Gaat weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt… Daarom wordt u nu nog gewaarschuwd en genodigd: buig u toch voor Hem in het stof, aan Zijn voeten. Een zaliger plaats is er niet. Want dan wordt God op het hoogst verheerlijkt, de mens op het diepst vernederd en krijgt Jezus waarde. Dan wordt Hij alles voor u. Kom dan tot Hem. Het hardste hart is voor Hem niet te hard. De onwilligste is voor Hem niet te onwillig. De slechtste is voor Hem niet te slecht. Wie is slecht, hij kere zich herwaarts...
Ds. D.W. Tuinier